nederlands in actie H1

Nederlands in actie H1: Identiteit
Lesdoelen:
  • Ik kan mezelf introduceren.
  • Ik kan substantieven veranderen in adjectieven.
  • Ik ken de gewone hoofdzin en de hoofdzin met inversie. Eerst komt de tijd; daarna de plaats.
  • Ik ken twee soorten voegwoorden; nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden (coordinate en subordinating conjunctions).

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands in actie H1: Identiteit
Lesdoelen:
  • Ik kan mezelf introduceren.
  • Ik kan substantieven veranderen in adjectieven.
  • Ik ken de gewone hoofdzin en de hoofdzin met inversie. Eerst komt de tijd; daarna de plaats.
  • Ik ken twee soorten voegwoorden; nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden (coordinate en subordinating conjunctions).

Slide 1 - Slide

Checklist A2 (zie downloads)
Wat zijn je sterke en zwakke punten in het Nederlands?
(what are your strenghts and weaknesses in Dutch)

Slide 2 - Slide

Wie ben je? (en hoe vorm je een hoofdzin)
https://dlo.coutinho.nl/mod/page/view.php?id=15095

Slide 3 - Slide

Quizlet 
https://quizlet.com/nl/941915557/nederlands-in-actie-h2-flash-cards/?i=1zl84x&x=1qqt

Slide 4 - Slide

Woordaccenten (video)
https://dlo.coutinho.nl/mod/page/view.php?id=15481

Slide 5 - Slide

1.2 Dialoog en vocabulaire
https://dlo.coutinho.nl/mod/page/view.php?id=9213

Slide 6 - Slide

conjuncties
https://dlo.coutinho.nl/mod/page/view.php?id=15263

Slide 7 - Slide

conjuncties
utube
https://dlo.coutinho.nl/mod/hvp/view.php?id=17807

Slide 8 - Slide

conjuncties met interactieve oefeningen
https://dlo.coutinho.nl/mod/hvp/view.php?id=17807

Slide 9 - Slide

https://dlo.coutinho.nl/mod/hvp/view.php?id=17807

Slide 10 - Slide

https://quizlet.com/be/652519230/nederlands-in-actie-hoofdstuk-1-flash-cards/?i=1zl84x&x=1jqt

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Welke zin is juist?
A
Ik ben benieuwd naar jouw mening.
B
Ik ben benieuwd voor jouw mening.

Slide 13 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik erger me over zijn rijgedrag.
B
Ik erger me aan zijn rijgedrag.

Slide 14 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Heb jij veel herinneringen over je jeugd?
B
Heb jij veel herinneringen aan je jeugd?

Slide 15 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Heb jij iets gemerkt over mijn gesnurk?
B
Heb jij iets gemerkt van mijn gesnurk?

Slide 16 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Waar ben jij het meest trots op?
B
Waar ben jij het meest trots van?

Slide 17 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Naar wie ben jij vernoemd?
B
Van wie ben jij vernoemd?

Slide 18 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Zorg jij goed naar je familie en vrienden?
B
Zorg jij goed voor je familie en vrienden?

Slide 19 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Waar zet jij dit boek neer?
B
Waar leg jij dit boek neer?

Slide 20 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik zet de fles in de koelkast.
B
Ik leg de fles in de koelkast.

Slide 21 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Heb jij je kleding al in je tas gestopt?
B
Heb jij je kleding al in je tas gezet?

Slide 22 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik ga naar het Rijksmuseum. Weet jij waar de schilderijen van Rembrandt hangen?
B
Ik ga naar het Rijksmuseum. Weet jij waar de schilderijen van Rembrandt liggen?

Slide 23 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik zet mijn koffiekopje op tafel.
B
Ik leg mijn koffiekopje op tafel.

Slide 24 - Quiz

Bij nevenschikkende voegwoorden
(Coordinating conjunction): en, of, dus, maar, want,
verandert de structuur van de zin niet.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik leg mijn diploma's in de doos want ik ben trots op mijn diploma's.
B
Ik leg mijn diploma's in de doos omdat ik ben trots op mijn diploma's.

Slide 26 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik stop mijn kleding in de kast want ik ruim mijn huis op.
B
Ik stop mijn kleding in de kast omdat ik ruim mijn huis op.

Slide 27 - Quiz

Onderschikkende voegwoorden (subordinating conjunctions) verbinden hoofdzinnen (mainclauses) met bijzinnen (subclauses). De structuur van de zin verandert.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik wil Nederlands leren zodat ik mijn collega's beter kan begrijpen.

Slide 29 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik wil Nederlands leren zodat ik mijn collega's beter kan begrijpen.
B
Ik wil Nederlands leren dus ik mijn collega's beter kan begrijpen.

Slide 30 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik ga vroeg naar bed want ik ben moe.
B
Ik ga vroeg naar bed omdat ik moe ben.

Slide 31 - Quiz

dialoog: Beantwoord de vraag en gebruik een voegwoord in je antwoord.
  • Wat ga jij vanmiddag doen? En waarom?
  • Wat zijn je plannen voor de volgende week?
  • Wat is jouw favoriete hobby? 
  • Wat vind jij van Amsterdam?
  • Wat is jouw beste eigenschap?
  • Wat vind jij het lekkerst om te eten?
  • Wat vind jij het lekkerst om te drinken?
  • Waar ben je trots op?

Slide 32 - Slide