VCA oefenvragen H1

H1
1 / 19
next
Slide 1: Slide
VCAMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H1

Slide 1 - Slide

1. Waar is de Veiligheid& Gezondheid wetgeving van toepassing?
A
In alle openbare ruimten.
B
In alle gebouwen.
C
Overal waar gewerkt wordt.
D
Alleen op een bouwplaats

Slide 2 - Quiz

2. Wat betekent Arbowet?
A
Arbeidsomstandighedenwet.
B
Arbeidsomstandigheden catalogus.
C
Wet over het milieu
D
Wet over gezondheid

Slide 3 - Quiz

3. Waar staat de afkorting V&G voor?
A
Veiligheid en gerechtigheid.
B
Veiligheid en gezondheid.
C
Verplichtingen en gezondheid.
D
Verkeer en gezondheid

Slide 4 - Quiz

4. Waarom zijn de tijden die je maximaal mag werken in de wet opgeschreven?

A
Op deze manier weet ik hoe lang ik mag werken.
B
Zo weet ik precies wat de klanten nodig hebben.
C
Zo kan mijn baas uitrekenen hoe ik het beste kan werken voor een klant.
D
Dan weet je beter hoeveel je verdient per dag

Slide 5 - Quiz

5. Wat ben je als werknemer volgens de Arbowet verplicht te doen?
A
Het Arbobeleid voor je werkgever op papier zetten.
B
Op een positieve manier een bijdrage leveren aan het preventieve beleid.
C
De Inspectie SZW inschakelen bij een ernstig ongeval.
D
Een presentatie geven aan de werkgever over jouw kennis van veiligheid.

Slide 6 - Quiz

6. Welke maatregelen kan de arbeidsinspectie nemen?
A
Een boete geven.
B
Controle van een zieke werknemer thuis.
C
Een ernstig ongeval melden aan de werkgever.

Slide 7 - Quiz

7. Wat is het doel van de RI&E?
A
Ongevallen registreren
B
Werktijden plannen
C
Salarissen beheren
D
Risico’s opsporen en evalueren

Slide 8 - Quiz

8. Wat geeft een CE-markering aan?
A
Dat het een elektrisch apparaat met een stroomsnoer is.
B
Dat het apparaat voldoet aan de Europese richtlijn van veiligheid.
C
Dit is een merkje van de fabriek.

Slide 9 - Quiz

9. Wie is in het bedrijf verantwoordelijk dat de V&G-wetgeving wordt gevolgd?

A
Alleen de werkgever.
B
Alleen de werknemer.
C
Zowel de werkgever als de werknemer.
D
Niemand

Slide 10 - Quiz

10. Wat is een preventiemedewerker?
A
Een ander woord voor bedrijfsarts.
B
Een naam voor iemand die werkt bij de Arbo-dienst.
C
Een werknemer die samenwerkt met de bedrijfsarts en Arbodienst.
D
Een werkgever.

Slide 11 - Quiz

11. Wat is géén plicht van de werknemer volgens de Arbowet?
A
Gevaren melden
B
Boetes uitdelen
C
Meewerken aan veiligheid
D
PBM’s gebruiken

Slide 12 - Quiz

12. VCA staat voor Veiligheidscertificering Aannemers.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 13 - Quiz

13. Een plicht van de werknemer is om een voorlichting over veiligheid te volgen.

A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 14 - Quiz

14. Wat moet je doen als een collega zonder PBM werkt?
A
Niets, dat is zijn keuze
B
Het melden of collega aanspreken
C
De werkplek verlaten
D
De collega filmen

Slide 15 - Quiz

15. Wie controleert de arbeidstijdenwet?
A
de werknemer
B
de arbodienst
C
Inspectie SZW
D
niemand controleert dat.

Slide 16 - Quiz

16. De werknemer moet bijna-ongevallen doorgeven aan de inspectie SZW.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

17. Werknemers hebben het recht het werk te onderbreken bij een ernstig gevaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

18. Wat is het doel van de milieuwetgeving?
A
Mens en omgeving beschermen tegen schadelijke stoffen
B
Uitstoot van schadelijke stoffen verminderen
C
zorgen dat er op de juiste manier wordt omgegaan met afval
D
Alle 3 de antwoorden zijn juist

Slide 19 - Quiz