Gaat vaak over langere stukken tekst. Lezen en begrijpen van de tekst is dus erg van belang!
Slide 10 - Slide
Zoekend Lezen
Vragen zoals:
- Why is Parlo suitable for working with people with dimentia, according to paragraph 5 and 6?
TIP:
- Ga gericht opzoek naar kernwoorden uit de vraag of de opties.
Slide 11 - Slide
timer
2:00
Slide 12 - Slide
Why is Palro suitable for working with people with dementia?
A
He behaves as if he believes them
B
He can be hired for a reasonable price
C
He has a calming effect on them
D
He is very creative and intellegent.
Slide 13 - Quiz
Definiëren
Bij definieervragen wordt je geacht te snappen wat een bepaald woord of gezegde betekend aan de hand van de tekst.
- Deze woorden/gezegdes kun je vaak niet of lastig in een woordenboek vinden.
- Soms kun je deze vragen beantwoorden zonder naar de tekst te kijken!
A wide range of vocabulary is very helpful for this.
Slide 14 - Slide
timer
0:30
Slide 15 - Slide
Uit welk citaat blijkt dat er discussie is over het rapen van krokodilleneieren?
A
The risky job
B
The derring-do
C
A hot topic
D
A quota
Slide 16 - Quiz
Tips & Tricks
Slide 17 - Slide
Meerkeuzevragen (1)
- Lees de vragen en lees aan de hand daarvan alinea na alinea door.
- Het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden.
- De antwoorden staan in alfabetische volgorde dus het kan gebeuren dat je 6 keer achter elkaar A krijgt, puur toeval.
- ook als je meteen weet dat antwoord A goed is moet je de andere antwoorden lezen. Je weet maar nooit ….
Slide 18 - Slide
Meerkeuzevragen (2)
- 2 antwoorden vallen vaak al af omdat het ‘onzinantwoorden’ zijn.
- Vaak twijfel je dan tussen twee antwoorden. Let dan op: Als maar een deel
van het antwoord goed is (en een deel dus niet), is het fout. Het juiste
antwoord moet helemaal goed zijn.
- Het is goed als je zelf al veel van het onderwerp weet. Maar je mag je eigen kennis niet gebruiken om antwoorden te geven. Je antwoord mag alleen uit de tekst komen!
Slide 19 - Slide
Open vragen (1)
Een open vraag is een vraag waar je zelf het antwoord van moet opschrijven (het staat er dus niet al geschreven zoals bij meerkeuzevragen).
Hier heb je twee voorbeelden: Wat is er gebeurd met de jongen in de zee? _________________________________
Citeer (= schrijf op) de eerste 2 en de laatste twee woorden op van de zin waarin staat wanneer je de wedstrijd hebt gewonnen. ____________________________________
Slide 20 - Slide
Open vragen (2)
- De basisregel is dat als de vraag in het Nederlands staat, je hem in het Nederlands beantwoord, en hetzelfde geldt voor Engels
Wat is er gebeurd met de jongen in de zee? _________________________________
Wel goed: De jongen verdronk bijna, maar de badmeester heeft hem gered. Niet goed: de jongen verdronk, maar de lifeguard heeft hem gered.
Slide 21 - Slide
Open vragen (3)
Bij 'citeren' moet je letterlijk woorden overschrijven uit de tekst. De tekst is Engels...dus de woorden die je overschrijft zijn dus ook in het Engels. Maar let op! Schrijf precies op wat je volgens de vraag moet opschrijven. Niet meer of minder.
Bijv. ‘Schrijf de eerste en laatste twee woorden van de zin ...etc:
Antwoord: "The boys … the garden."
Slide 22 - Slide
Open vragen (4)
- Wees verder bij open vragen DUIDELIJK. Als je bijvoorbeeld opschrijft: ‘Ze doen dat’ --> Wie zijn ze? En wat is dat?
- Lees na het beantwoorden de vraag en het antwoord nog eens door om te controleren of je echt wel antwoord op de vraag hebt gegeven.
Slide 23 - Slide
Wat als je een woord niet kent?
- Raak niet in paniek. Soms wordt het wordt gelijk erna uitgelegd. En soms komt hetzelfde begrip in dezelfde alinea of later in de tekst nog een keer voor waardoor je het beter begrijpt.
- Vraag jezelf af: kan je de betekenis raden door naar de rest van de zin te kijken?
Als je het echt niet weet pak je je woordenboek erbij. Hier een paar tips: - De juiste vertaling is niet meteen het eerste woord dat je als vertaling tegenkomt in het woordenboek. Kijk dus goed of een vertaling past in de zin.
- Kan je het woord niet vinden in het woordenboek? Controleer wat voor soort woord het is:
is het misschien een werkwoord in de verleden tijd of iets dergelijks?
Staat er misschien een voor- of achtervoegsel bij?
staat het woord misschien in het meervoud? etc
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Uit welk citaat blijkt dat er discussie is over het rapen van krokodilleneieren?
A
The risky job
B
The derring-do
C
A hot topic
D
A quota
Slide 27 - Quiz
Now
2 C-Formatieve reading test (no mark, just to test yourself)