Future

Future
Stepping Stones theme 1
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Future
Stepping Stones theme 1

Slide 1 - Slide

Future
Je kunt op 4 manieren situaties in de toekomst beschrijven:
1. will + hele ww
2. to be + going to + hele ww
3. present continuous
4. present simple

Slide 2 - Slide

1. will + hele ww
- iets aanbieden
- beloftes
- aankondigingen
- besluiten
- voorspelling zonder bewijs (zelfs weersvoorspellingen!)

I will help you later today.

Slide 3 - Slide

1. will + hele ww
iets aanbieden: We will help you with the dishes.
beloftes: I promise I will call Patrick tomorrow.
aankondigingen: The concert won't start in a few minutes.
besluiten: I won't go to football practice today.
voorspelling zonder bewijs: I will buy a sportscar when I have a job.

Slide 4 - Slide

2. to be + going to + hele ww
am/are/is + going to + hele ww
je gebruikt een vorm van to be, niet 'to be' in de zin.

Gebruik:
- iemand is in de toekomst iets van plan.
- voorspelling met bewijs.

Slide 5 - Slide

2. to be + going to + hele ww
iemand is in de toekomst iets van plan:
I am going to play videogames all afternoon.

voorspelling met bewijs:
Look at those dark clouds! It is going to rain.

Slide 6 - Slide

3. present continuous

am/are/is + (werkwoord+ing)


Gebruik:

Afspraken in de toekomst. Tijd en plaats staat vast.


We are flying to Italy on Monday.

Slide 7 - Slide

4. Present simple

hele werkwoord, behalve bij he/she/it.
He/She/It > werkwoord + s


Gebruik:
tijden die volgens een vast schema in de toekomst gaan gebeuren.
Bv. openings- en sluitingstijden, aankomst- en vertrektijden.

Slide 8 - Slide

4. Present simple

Voorbeelden van tijden volgens een vast schema.

The train arrives at 5.15 pm.
The plane leaves at 6 am.
The baker's opens at 8 am.
The school closes at 5 pm.

Openbaar vervoer en openbare gebouwen vallen hier dus ook onder!

Slide 9 - Slide

Aanpak oefeningen

1. beslis welke regel je in de zin moet toepassen.
2. beslis welke werkwoordsvorm hier bij hoort.
3. vul de werkwoorden in.


Loop alle vier vormen na en kijk welke in de zin past. Soms zijn er meerdere antwoorden goed.

Slide 10 - Slide

Oefenen
Do exercise 26 + 27 on page 23 + 24 of your AB.

Slide 11 - Slide

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 12 - Open question

Wat ging minder goed tijdens het oefenen?

Slide 13 - Open question