Maatschappijleer - Media

1 / 55
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3-5

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

In het videofragment wordt gesproken
over ruis die kan optreden bij communicatie.
Kun jij hier een voorbeeld van noemen?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Leg uit waarom kijk- en luistercijfers
voor commerciële omroepen
belangrijker zijn dan voor
publieke omroepen.

Slide 11 - Mind map

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Noem verschillende manieren
waarop bedrijven via het internet
informatie over jou kunnen krijgen.

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Noem een aantal
manieren waarop het
NOS Journaal aan haar nieuws komt.

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Noem minimaal twee manieren
waarmee nepnieuws op sociale media
kan worden voorkomen.

Slide 24 - Mind map

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Noem een aantal plekken
waar je vandaag reclame
hebt gezien.

Slide 27 - Mind map

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Welke trucjes herken je
in deze reclames?

Slide 30 - Mind map

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Noem drie bedrijven die
grote bekendheid hebben
gekregen door reclame.

Slide 33 - Mind map

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

Vind jij dat vloggers het moeten
melden wanneer ze reclame maken?
En waarom wel/niet?

Slide 36 - Mind map

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Noem minimaal twee
tips die gamers aan
hun ouders geven om
gameverslaving te voorkomen.

Slide 43 - Mind map

Examenvragen
10 vragen

Slide 44 - Slide

Tekst 2                                                                             Een krantenbericht van 10 augustus 

Verzilting

“Zoet tegen zout. Dat is de wedstrijd van de week. Sluizen en stuwen staan open om zoet water uit het oosten vrij baan te geven om het oprukkende zoute water vanuit zee een halt toe te roepen. Een beetje neerslag helpt wel, maar de verzilting blijft een probleem. 
Verzilting was al een thema voordat de droogte Nederland in zijn greep kreeg. Twee jaar geleden luidde landbouworganisatie LTO Nederland de noodklok. De Nederlandse binnenwateren worden steeds zouter. Oorzaken zijn onder andere
het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen, het verdiepen van de  Nieuwe Waterweg en het vergroten van de sluizen bij IJmuiden. Allemaal mogelijkheden voor het zoute water om het zoete Nederland binnen te dringen.”

Vrij naar het Reformatorisch Dagblad.

Slide 45 - Slide

Vraag 31; In de tekst wordt een probleem beschreven. Is dit wel of geen persoonlijk probleem?
A
Geen persoonlijk probleem; er zijn veel mensen die er last van hebben.
B
Geen persoonlijk probleem; het gaat om een wedstrijd.
C
Wel een persoonlijk probleem; het probleem bestond al vóór de droogte.
D
Wel een persoonlijk probleem; van zoute binnenwateren hebben we allemaal last.

Slide 46 - Quiz

Vraag 32; Maatschappelijke problemen raken altijd heel veel mensen. Welk kenmerk hoort nog meer bij een maatschappelijk probleem?
A
De media hebben er geen belangstelling voor.
B
De oorzaak is menselijk handelen.
C
Er zijn heel veel verschillende meningen over.
D
Het probleem is onoplosbaar.

Slide 47 - Quiz

Vraag 33; Hoe wil men het in de tekst genoemde probleem van zout tegen zoet oplossen?
A
Door de Haringvlietsluizen op een kier te zetten.
B
Door de Nieuwe Waterweg te verdiepen.
C
Door de sluizen bij IJmuiden te vergroten.
D
Door zoet water uit het oosten vrij baan te geven naar de Nederlandse kust.

Slide 48 - Quiz

Vraag 34; In de tekst wordt een organisatie genoemd. De landbouworganisatie LTO (Landen Tuinbouw Organisatie) komt op voor de belangen van alle agrarische ondernemers in Nederland. Welke machtsmiddelen zal deze belangenorganisatie niet snel gebruiken?

A
het machtsmiddel ‘aantal’
B
het machtsmiddel ‘media’
C
het machtsmiddel ‘geld’
D
het machtsmiddel ‘geweld’

Slide 49 - Quiz

Vraag 35; Soms is in de media te lezen dat een belangenorganisatie aan het lobbyen is. Welke omschrijving van het lobbyen is het meest juist?
A
Het houden van een enquête onder de leden van de organisatie.
B
Het in gesprek gaan met een minister of staatssecretaris.
C
Het organiseren van informatieavonden voor de leden van de organisatie.
D
Het sturen van een nieuwsbrief aan de leden van de organisatie.

Slide 50 - Quiz

Vraag 36; LTO Nederland moet in de media en in politiek Den Haag regelmatig vechten
tegen vooroordelen. Over welke beroepsgroep zouden deze vooroordelen gaan?
A
Boeren
B
Lobbyisten
C
Ondernemers
D
Politici

Slide 51 - Quiz

Vraag 37; Vooroordelen kunnen verdwijnen door kennis over ‘de ander’. Hoe zou LTO Nederland succesvol het vooroordeel weg kunnen nemen dat mensen hebben?
A
Door het actief e-mailen naar hun leden.
B
Door het inhuren van populaire BN’ers (Bekende Nederlanders) om te flyeren (folders uitdelen op straat).
C
Door het publiceren van artikelen in vakbladen voor de wetenschap.
D
Door sponsoring van lokale voetbalverenigingen.

Slide 52 - Quiz

Vraag 38; De overheid is verantwoordelijk voor de Nederlandse binnenwateren. De
overheid heeft hier dus een bepaalde macht. Is deze macht formeel of informeel?
A
Formeel, want de macht van de overheid staat in de wet.
B
Formeel, want Nederland is een democratie.
C
Informeel, want alleen leger en politie hebben formele macht.
D
Informeel, want de overheid is geen persoon.

Slide 53 - Quiz

Vraag 39; Verzilting staat momenteel niet hoog op de politieke agenda van de landelijke politiek. Door welke van de onderstaande redenen zal dit probleem hoog op de landelijke politieke agenda komen te staan?
A
Als door de verzilting de schade aan het milieu duizenden euro’s kost.
B
Als door de verzilting honderden banen in de landbouwsector verloren gaan.
C
Als een land met een dictatuur er internationaal aandacht voor vraagt.
D
Als er binnenkort verkiezingen voor het Europees Parlement gehouden gaan worden.

Slide 54 - Quiz

Vraag 40; Kan ons staatshoofd helpen bij de oplossing van het probleem uit tekst 1?
A
Ja, hij kan nieuwe wetgeving bedenken en laten uitvoeren.
B
Ja, hij spreekt namens alle burgers en dus weegt zijn mening heel zwaar in de Tweede Kamer.
C
Nee, daarvoor is dit probleem niet groot genoeg, dat kan pas als het iedereen raakt.
D
Nee, ons staatshoofd heeft geen politieke macht.

Slide 55 - Quiz