2.2 Elektriciteit in huis

H1.2 Elektriciteit in huis
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeNatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H1.2 Elektriciteit in huis

Slide 1 - Slide

2.2 elektriciteit in huis
paragraaf 2.2

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Huiswerk  
Herhaling 1.1
Uitleg paragraaf 1.2
Zelfstandig werken
Afsluiting/Vragen 1.2 

Slide 3 - Slide

Huiswerk controle

Slide 4 - Slide

Herhaling 1.1 Elektrische stroom
Wat weet je nog?

Slide 5 - Slide

Gesloten stroomkring

Slide 6 - Slide

Gesloten stroomkring
CV instalatie

Slide 7 - Slide

De stroomsterkte in een cv-buis.

Slide 8 - Slide

De stroomsterkte in een cv-buis.
Zo meet je de stroom door een lampje.

Slide 9 - Slide

De stroomsterkte is overal even groot

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Onthoud

Slide 12 - Slide

Lesdoelen H2.2 Elektriciteit in huis
1.2.1 Je kunt onderdelen van de huisinstallatie benoemen.
1.2.2 Je kunt beschrijven waar de verschillende draden in een huisinstallatie voor dienen.
1.2.3 Je kunt de oorzaak en de gevolgen beschrijven van kortsluiting en overbelasting.
1.2.4 Je kunt het verschil uitleggen tussen gelijkspanning (DC) en wisselspanning (AC). (extra stof)

Slide 13 - Slide

Lesdoelen H2.2 Elektriciteit in huis
  • Weten wat een huisinstalatie is
  • De 4 verschillende draden kennen
  • Weten hoe overbelasting ontstaat

Slide 14 - Slide

lesindeling
  • huiswerk bespreken (10 minuten)
  • Klassikale uitleg (10 minuten)



maken vragen 17 tm 27                    extra uitleg

(12 minuten)                                             maken vragen 17 tm 27

                                                                       (12 minuten

Slide 15 - Slide

lesindeling
vragen beantwoorden (5 minuten)
quizz maken (3 minuten)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Huisinstallatie

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Elektriciteitsdraad
  • Fasedraad (bruin)
  • Nuldraad (Blauw)
  • Aarddraad verbonden met metalen pin in de grond (geel/groen)
  • Schakeldraad (zwart)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Kortsluiting

Slide 22 - Slide

Overbelasting

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Zelfstandig werken
  • Wat: lees en maak opgaven 1 t/m 15 van H 1.2 op blz. 25 t/m 30. 
  • Hoe: helemaal stil! muziek mag in! 
  • Hulp: docent 
  • Tijd: ???? minuten lang 
  • Huiswerk: opdrachten 1 t/m 15 van paragraaf H1.2 op blz. 25 t/m 30.
  • Klaar?: ga bezig met paragraaf H1.3 Vermogen en energie           
timer
20:00

Slide 25 - Slide

De spanning van het lichtnet is .......
A
U= 12 V
B
U= 230 V
C
U= 9 V
D
U = 1,5 V

Slide 26 - Quiz

Op de fasedraad staat
A
nooit spanning
B
nooit stroom
C
altijd spanning
D
altijd stroom

Slide 27 - Quiz

Er is een zekering doorgeslagen, wat is een mogelijke oorzaak?
A
overbelasting
B
Piet zit aan de aardleiding
C
kapotte lamp
D
de nul draad is kapot

Slide 28 - Quiz

Welke kleur heeft de fasedraad
A
blauw
B
bruin
C
zwart
D
groen/geel

Slide 29 - Quiz

Welke kleur heeft de aardedraad?
A
blauw
B
bruin
C
zwart
D
groen/geel

Slide 30 - Quiz

Onthoud
• Een huisinstallatie bestaat uit elektriciteitsdraden, stopcontacten en schakelaars. De stroom komt via de hoofdleiding het huis binnen. Daarna passeert de stroom de kWh-meter. Hierna splitst de leiding zich in een aantal groepen. Iedere groep heeft een eigen groepsschakelaar en een eigen zekering.
• De stopcontacten en lichtpunten (met schakelaar) in een groep hebben elk hun eigen vertakking. Ze zijn dus allemaal parallel aan elkaar geschakeld.
• In de huisinstallatie worden verschillende kleuren draden gebruikt. De bruine draad is de fasedraad. Op deze draad staat een spanning van 230 V. De blauwe draad is de nuldraad. Deze wordt gebruikt om de stroomkring te sluiten. De zwarte draad is de schakeldraad. Deze wordt alleen gebruikt bij schakelaars. Op de schakeldraad staat alleen spanning als de schakelaar in de AAN-stand staat.
• Als de stroom een weg kan nemen met een lage weerstand, dan is er sprake van kortsluiting.
• Als er te veel apparaten op een groep zijn aangesloten, ontstaat er overbelasting. De totale stroomsterkte wordt dan te groot.

Slide 31 - Slide