Literatuurgeschiedenis H5

Literatuurgeschiedenis
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 45 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Literatuurgeschiedenis

Slide 1 - Slide

Middeleeuwen

Slide 2 - Slide

Theocentrisme

- Geloof staat centraal
- Memento mori
- Elckerlijc

Slide 3 - Slide

Middeleeuwen 
Historische context:
De middeleeuwen duren van 500 tot 1500 en zijn verdeeld in de vroege middeleeuwen (500-1000), de hoge middeleeuwen (1000-1300) en de late middeleeuwen (1300-1500).
In de late middeleeuwen worden de steden langzamerhand  steeds belangrijker en de burgers in de steden krijgen steeds meer macht. Het oude leenstelsel waarin de adel alle macht had, begint af te brokkelen. 
In de hoge middeleeuwen onstonden de eerste steden in West-Europa en tegen betaling krijgen ze een zekere mate van zelfstandigheid. Dit is de tijd waarin de indrukwekkende kathedralen worden gebouwd en de eerste universiteiten ontstaan. In deze periode begint ook de Nederlandse literatuur.
De vroege middeleeuwen zijn voor de Nederlandse literatuur minder belangrijk, omdat er geen teksten zijn overgeleverd. Het is de tijd van de adel (ridders) en de geestelijken (priesters en monniken). Wie niet tot een van deze twee groepen behoorde, had niets te vertellen. De adel verdeelt het land door middel van het leenstelsel. De hoogste vorst leent land uit aan andere edellieden. Die zijn "de baas" in het gebied dat ze geleend hebben. In ruil daarvoor moeten ze trouw aan de vorst zweren en belasting betalen. Er waren nog geen steden in wat nu Nederland heet.

Slide 4 - Slide

In de middeleeuwen zijn er grofweg drie standen:


  • de geestelijkheid (bidden)
  • de adel (vechten)
  • de boeren (werken)
  • later komen daar de burgers bij


Slide 5 - Slide

Literatuur in de middeleeuwen

Slide 6 - Slide

De middeleeuwen

De Nederlandse literatuur begint met de bekende versregels:
 

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu, wat unbidan we nu?


Het is een pennenprobeersel om de ganzenveer te testen.

Slide 7 - Slide

Ridderromans
Voorhoofs: Karel de Grote
Hoofs: Arthurromans

Voorbeeld ridderroman:
Karel ende Elegast

Slide 8 - Slide

De riddertijd is ongeveer van 1150 tot 1250 en manifesteert zich in vele ridderromans.

Het woord "roman" heeft niets met romantisch te maken; het betekent gewoon "verhaal in het Romaans", toen de volkstaal in Frankrijk.

De ridderroman is in dichtvorm geschreven omdat dat makkelijker te onthouden is. Verhalen werden namelijk doorverteld.

Het woord ridder betekent letterlijk "ruiter". Dus hij die over een paard kon beschikken.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Geestelijke letterkunde
- Beatrijs
- Van den Vos Reynaerde
- Abele spelen
- Jacob van Maerlant (didactische literatuur)

Slide 11 - Slide

De moraal van "Beatrijs"


Iemand die op Maria

vertrouwt, kan, ondanks

alles, op haar steun

blijven rekenen.

Slide 12 - Slide

Het dierdicht
  • Dierenverhalen zijn van alle tijden
  • Van den vos Reynaerde is een hoogtepunt  
    in de middeleeuwse literatuur
  • Kritisch, geestig, scherp en hier en daar
    bijzonder ondeugend

Slide 13 - Slide

Abele spelen

  • Ernstig (niet-komisch) karakter
  • Hoofdpersonen: voorname personages 
  • Een verheven, ernstige en hoofse toon
  •  Na abel spel een sotternie --> lagere kringen en grove toon

Slide 14 - Slide

Symboliek in de middeleeuwen
- Getal: 3 en 7

- Kleur: lichtblauw

- Natuur(eingang)

Slide 15 - Slide

Rederijkers
- Verenigingen voor literatuur + wedstrijden
- Sonnetten en palindroomgedichten:

>Latijn: In girum imus nocte et consumimur igni
We gaan 's nachts rond en worden door vuur verteerd.
>Engels: No lemons, no melon.
>Nederlands: Nelli plaatst op ’n parterretrap ’n pot staalpillen.

Slide 16 - Slide

Renaissance: de literatuur

Slide 17 - Slide

Renaissance: de gouden eeuw


- De mens staat centraal
- Humanisme
- Antropocentisch
- Ratio

Slide 18 - Slide

Literatuur
Sonetten
Tragedies
Blijspelen

Hooft, Huygens, Bredero
- Kluchten van Bredero

Slide 19 - Slide

Barok: tweede helft 17e eeuw

Slide 20 - Slide

Barok
God staat weer centraal

Gevoel is belangrijk

Van den Vondel - Gijsbrecht van Aemstel

Slide 21 - Slide

Verlichting
18e eeuw

Slide 22 - Slide

Verlichting
Rationalisme: met het verstand

Empirisme: ervaringsleer

Mens, maar nu ook kind centraal:  als kinderen verstandig worden opgevoed kan de ideale samenleving ontstaan (optimistisch)

Slide 23 - Slide

De romantiek
19e eeuw - tot 1880

Slide 24 - Slide

Romantiek
- Gevoel
- Pessimistisch: idealen werden niet verwerkelijkt/onvrede 
- Escapisme: vlucht naar het verleden (historische roman)
- Domineespoëzie: moraliserende gedichten

Slide 25 - Slide

Romantiek
Multatuli

- Pessimistisch: misstanden worden aangekaart

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

De beweging van de '80
vanaf 1880

Slide 28 - Slide

'80
- Reactie op domineespoëzie
- Individualistisch
- Verheerlijking van schoonheid/l'art pour l'art
- Impressionisme: sfeer en stemming
- Naturalisme: beschrijven en verklaren van de werkelijkheid (voortzetten van realisme)

Slide 29 - Slide

Tweede generatie '80

- De mooie vorm van kunst moet samengaan met een diepere boodschap
- H. Heijermans: 'Op hoop van zegen'
- Het ontstaan van de psychologische romans

Slide 30 - Slide

Generatie van 1910
Twintigers, dertigers, veertigers, vijftigers, zestigers, zeventigers

Slide 31 - Slide

Generatie van 1910
Thema: romantisch geluksverlangen

1. Neoromantiek: reactie op het naturalisme
'Bij de neoromantici is het noodlot weer iets bovennatuurlijks en geheimzinnigs, waarop de mens absoluut geen vat heeft. Dit komt overeen met de sterke voorkeur van de neoromantici voor het geheimzinnige en fantastische in hun boeken'.


Slide 32 - Slide

Twintigers
2. modernisme: zet zich af tegen traditie.

Meestal plaatsen we modernistische literatuur tussen 1910 en 1940. Het gaat dus om literatuur uit een roerige periode.  

Taboedoorbrekend: C. van Bruggen - Eva



Slide 33 - Slide

Twintigers

3. Expressionisme: pogingen het wezen van dingen weer te geven. Op een onorthodoxe manier eigen gevoelens weergeven.

4. Vitalisme: expressionistische vertakking
- Levensdrift, de drang om intens, vurig en gevaarlijk te leven. Deze stroming is vooral een reactie op de sfeer van de neoromantiek.






Slide 34 - Slide

Twintigers

5. Dadaïsme: brutaal en schokkend
Anti-artistieke beweging


'De term dada betekent in het Frans hobbelpaard of stokpaard. Het werd gekozen door een zakmes willekeurig in de bladzijden van een Frans-Duits woordenboek te steken, aldus de anti-rationele houding van de beweging symboliserend.'




Slide 35 - Slide

Twintigers

5. Surrealisme
Kwam voort uit het dadaïsme. Ze wilden wel kunst maken, maar met het 'onderbewuste', waardoor rede en logica uitgeschakeld werden.



Slide 36 - Slide

Twintigers

5. Surrealisme
Kwam voort uit het dadaïsme. Ze wilden wel kunst maken, maar met het 'onderbewuste', waardoor rede en logica uitgeschakeld werden.



Slide 37 - Slide

Dertigers
7. Forumkring: ventisme: behoefte om niet de vorm, maar de persoon van de schrijver naar voren te schuiven. 

8. Nieuwe zakelijkheid: de nadruk op het functionele. Ook te zien in architectuur. 
Wordt ook wel de gewapende-betonstijl genoemd: nors, zakelijk, kort, zonder poespas

Slide 38 - Slide

Veertigers
Naoorlogse roman. 
In de traditionele roman gaat het meestal om een verhaal dat chronologisch verteld wordt, over een 'held' die geconfronteerd wordt met een of ander probleem, dat hij tegen het eind van het verhaal opgelost heeft, of waar hij van geleerd heeft. 

Bij de naoorlogse roman bedient de schrijver zich vaak van kunstgrepen: er is een schijnbaar willekeurige verhaalopening, het verhaal is niet-chronologisch, met veel flashbacks, en er is vaak een open einde. Verder gaat het nu vaker om een 'antiheld' in een chaotische absurde wereld, waarin het leven als uitzichtloos en vol teleurstellingen wordt blootgelegd. In zo'n wereld kan die antiheld zijn doel niet bereiken; hij toont zijn ware aard, leeft volgens zijn eigen normen en doorbreekt daarmee allerlei taboes. Deze roman is ontstaan door wat men meegemaakt heeft in Tweede Wereldoorlog en staat onder invloed van het existentialisme.


Slide 39 - Slide

Existentialisme & Magisch realisme
Existentialisme: officieel een filosofische stroming. In de literatuur is het een invloedrijke levensopvatting die stelt dat de mens geworpen is in een (chaotische) wereld waarom hij niet gevraagd heeft. In die wereld wordt hij belaagd door omstandigheden waarvan hij het slachtoffer is. Hij probeert wel een ordening aan te brengen, maar steeds blijkt dat dat niet mogelijk is. De mens is echter wel vrij; hij is slachtoffer, maar óók persoonlijk verantwoordelijk. Die verantwoordelijkheid vereist dat hij zich be¬trokken voelt bij wat er in de wereld mis is, dat hij zich "engageert" met andere slachtoffers (en zodoende soms "vuile handen" maakt). Het resultaat: geëngageerde literatuur; waarin stelling wordt genomen tegen sociale en politieke misstanden. 

Magisch-realisme: de bouwstenen zijn aan de realiteit ontleend, maar zó gerangschikt en beschreven dat de lezer de suggestie krijgt dat een buiten-rationeel iets er een niet te controleren invloed op uitoefent. Kern en belangrijkste basis is dus de realiteit, waarin een spanningsveld kan ontstaan waarbinnen zich boven-werkelijke zaken voordoen: het magische.

Slide 40 - Slide

Vijftigers
Experimentele dichters:

- Het gedicht wordt autonoom: gericht op taalgebruik en woorden
- Experimenteel taalgebruik:
Het doorbreken van de eenheid van het verhaal door perspectiefwisseling, naamsveranderingen van personages, het oningevuld laten van woorden of tekstfragmenten, vragen aan de lezer, afwijkend gebruik van de interpunctie, het doorbreken van genreconventies, enz.

Slide 41 - Slide

Zestigers
Neorealisme:
Het isoleren van stukjes werkelijkheid (teksten en foto's) en het overplanten daarvan naar een tijdschrift of bundel; men maakt gebruik van "ready-mades": kunstwerken bestaande uit bestaande, alledaagse voorwerpen; in dichtkunst: reclameteksten, citaten, krantenberichten; men gebruikt collagetechnieken; het is vrijblijvend, relativerend; in gewone spreektaal; humor en ernst worden met elkaar verbonden.

Gevolgen voor proza: veel autobiografische romans. Van de werkelijkheid wordt een literaire tekst gemaakt. (Seksuele) taboes worden doorbroken.

Slide 42 - Slide

Zeventigers
De academisten vs. de vertellers
Academisten: auteurs en redacteurs rond het literaire tijdschrift De Revisor; weer een prozastroming; de nadruk komt te liggen op het "maakbare", de vorm van de literatuur; de invloed van de universitaire literatuurbenadering is merkbaar.

De vertellers: schrijvers zoals Maarten 't Hart die verhalen vertelden in hun literatuur. Ook wel realistische vertellers.

Belangrijk in de jaren '70: opkomst van feministische literatuur.

Slide 43 - Slide

Tachtigers tot het heden
- Meer vrouwelijke auteurs; aandacht voor emancipatie
- Aandacht voor de nasleep van de Tweede Wereldoorlog
- Meer psychologische romans, thrillers en detectives
- Meer schrijvers met een niet-Westerse achtergrond

Generatie NIX (jaren '90): 
Een groep schrijvers die het gevoel heeft, dat zij zich nergens meer tegen hoeft te verzetten en die geen taboes meer hoeft te doorbreken, want dat hadden de vorige generaties al gedaan. Schrijvers die bij deze groep horen zijn o.a. J. Zwagermans en R. Giphart; zij zetten de literaire traditie van de vorige decennia voort, schrijven over het romantische thema van de (onmogelijke) liefde, schrijven openlijk over seksualiteit, maar in tegenstelling tot Wolkers en Cremer zijn zij niet meer taboedoorbrekend.

Slide 44 - Slide

Belangrijke namen
J. Wolkers (die met zijn centrale thematiek als de 'existentiële eenzaamheid' toch wel tot de existentialisten gerekend mag worden),
H. Mulisch (die door zijn niet-christelijke, niet-Nederlandse achtergrond een niet-Nederlandse schrijver is geworden),
G. Reve (door zichzelf 'decadent-romantisch' genoemd) en
H. Claus (een zeer veelzijdig Vlaams schrijver, die sinds de vijftiger jaren taboedoorbrekende boeken schreef, met een eigen thematiek).

Recenter: K. Abdolah, G. op den Beeck, L. Gül, S. Chabot, etc. (meer diversiteit!)

Slide 45 - Slide