• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

H8 Herhaling

H8 Ontwikkelingslanden


§ 8.1 Verschillen in de welvaart.
§ 8.2 Wat is een ontwikkelingsland?
§ 8.3 Hoe boekt een land vooruitgang?
§ 8.4 Hoe dragen we ons steentje bij?
Herhaling
1 / 41
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H8 Ontwikkelingslanden


§ 8.1 Verschillen in de welvaart.
§ 8.2 Wat is een ontwikkelingsland?
§ 8.3 Hoe boekt een land vooruitgang?
§ 8.4 Hoe dragen we ons steentje bij?
Herhaling

Slide 1 - Slide

H8 Ontwikkelingslanden

1 Rekenen
2 Begrippen
3 Quiz-vragen
(4 Extra opgaven)
Herhaling

Slide 2 - Slide

Maken: rekenopgaven 4, 8 en 13
(blz. 256)

Slide 3 - Slide

Opgave 4 (blz. 256)
De rijkste 20% verdient 100% – 40% = 60% van het nat. inkomen:
$ 335 miljard ÷ 100 × 60 = $ 201 miljard
 

Slide 4 - Slide

Opgave 4 (blz. 256)
De rijkste 20% verdient 100% – 40% = 60% van het nat. inkomen:
$ 335 miljard ÷ 100 × 60 = $ 201 miljard
 
20% is 21 miljoen ÷ 100 × 20 = 4,2 miljoen inwoners
 


Slide 5 - Slide

Opgave 4 (blz. 256)
De rijkste 20% verdient 100% – 40% = 60% van het nat. inkomen:
$ 335 miljard ÷ 100 × 60 = $ 201 miljard
 
20% is 21 miljoen ÷ 100 × 20 = 4,2 miljoen inwoners
 
Dus: $ 201 miljard ÷ 4,2 miljoen = 
$ 201.000 miljoen ÷ 4,2 miljoen = $ 47.857,14  -->  $ 47.857

Slide 6 - Slide

Opgave 8 (blz. 256)
a

Slide 7 - Slide

Opgave 8 (blz. 256)
a  Aflossing duurt € 25 ÷ € 0,50 = 50 weken
 
b  

Slide 8 - Slide

Opgave 8 (blz. 256)
a  Aflossing duurt € 25 ÷ € 0,50 = 50 weken
 
b  Kredietkosten: 50 × € 0,05 = € 2,50 

Slide 9 - Slide

Opgave 8 (blz. 256)
a  Aflossing duurt € 25 ÷ € 0,50 = 50 weken
 
b  Kredietkosten: 50 × € 0,05 = € 2,50 

Hoeveel zijn de kredietkosten in % van de lening
2,50 ÷  25 × 100 = 10%

Slide 10 - Slide

Opgave 13 (blz. 257)
a  


Slide 11 - Slide

Opgave 13 (blz. 257)
a  98.000 ÷ 1.000 = 98 ton
    98 × ($ 2.400 + $ 240) = 98 × $ 2.640 = $ 258.720

b  



Slide 12 - Slide

Opgave 13 (blz. 257)
a  98.000 ÷ 1.000 = 98 ton
    98 × ($ 2.400 + $ 240) = 98 × $ 2.640 = $ 258.720

b  $ 258.720 ÷ 40 = $ 6.468 omzet per jaar



Slide 13 - Slide

Welvaartsvergelijking
Naast het nationaal inkomen per 
hoofd van de bevolking moet je ook kijken naar:
- de inkomensverdeling (Lorenzcurve, zie § 1.2);
- het prijspeil;
- de informele productie (zoals zelfvoorziening);
- de collectieve voorzieningen (zoals onderwijs en 
   gezondheidszorg).

Slide 14 - Slide

Inkomensverdeling in een land: Lorenzcurve (§ 1.2)
westers (rijk) land
ontwikkelingsland

Slide 15 - Slide

Nadelen van een monocultuur
de toegevoegde waarde van landbouwproducten is lager dan van hoogwaardige industriële producten
1
grondstoffenprijs wordt op de wereldmarkt bepaald, dus afhankelijk van de wereldmarkt
2
de oogst kan mislukken, dan nauwelijks exportinkomsten
3
als de (wereld)vraag daalt, dan nauwelijks exportinkomsten
4

Slide 16 - Slide

Ruilvoet

Slide 17 - Slide

Ruilvoetverslechtering voor het land dat 
bananen exporteert

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Wat heb je geleerd?
Wat heb je geleerd?

Slide 22 - Slide

De welvaart van een land wordt NIÉT bepaald door .....
A
de verdeling van de inkomens
B
het inkomen per hoofd van de bevolking
C
de betalingseenheid (= muntsoort)
D
de informele productie

Slide 23 - Quiz

Westers (rijk) land
Ontwikkelings-
land
Veel werk in
dienstensector
Grote inkomens-ongelijkheid
Goede infrastructuur
Zeer snelle bevolkingsgroei
Met name grondstoffen
Analfabetisme

Slide 24 - Drag question

Juist of onjuist?
In ontwikkelingslanden zijn de inkomens zeer ongelijk verdeeld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Juist of onjuist?
Grondstoffen leveren meer op dan eindproducten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Wat is GÉÉN kenmerk van ontwikkelingslanden?
A
Snelle bevolkingsgroei
B
Monocultuur
C
Veel werkloosheid
D
Alfabetisme

Slide 27 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een 'monocultuur'?
A
de import hangt af van één/enkele producten
B
de export hangt af van één/enkele producten

Slide 28 - Quiz

Waarom is een monocultuur nadelig voor een land?
A
De toegevoegde waarde van grondstoffen is laag
B
De prijs hangt af van de wereldmarktprijs
C
Als de oogst mislukt, dalen de exportinkomsten sterk
D
De wereldwijde vraag kan instorten

Slide 29 - Quiz


Wat is de ruilvoet?
A
een verslechtering of verbetering van de handel
B
de verhouding tussen de export- en de importprijs
C
een toename of afname van de buffervoorraad
D
de verhouding tussen landbouw en industrie

Slide 30 - Quiz

Als een land minder hoeft te exporteren voor dezelfde import, dan
is de ruilvoet ..................
A
verslechterd
B
verbeterd
C
niet veranderd

Slide 31 - Quiz

Hoe werken buffervoorraden?
A
Door het aanbod te beïnvloeden
B
Door de vraag te beïnvloeden
C
Door het aanbod én de vraag te beïnvloeden

Slide 32 - Quiz

Wat is juist?
A
Buffervoorraden aanleggen vergroten het aanbod
B
Buffervoorraden aanleggen verkleinen het aanbod
C
Buffervoorraden aanleggen vergroten de vraag
D
Buffervoorraden aanleggen verkleinen de vraag

Slide 33 - Quiz

Het geven van voedsel na een overstroming is een voorbeeld van ...
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
C
Gebonden hulp
D
Ongebonden hulp

Slide 34 - Quiz

Wat is het doel van structurele hulp?

Slide 35 - Open question

Het opleiden van de plaatselijke bevolking is een voorbeeld van ...
A
ongebonden hulp
B
gebonden hulp
C
noodhulp
D
structurele hulp

Slide 36 - Quiz


Wat zijn microkredieten?
A
Kleine geldbedragen geven aan ontwikkelingshulp
B
Kleine leningen voor kleine bedrijven
C
Kleine bedrijven opzetten in ontwikkelingslanden
D
Kleine bedrijven opkopen door multinationals

Slide 37 - Quiz

Waarom sluiten landen grondstoffenovereenkomsten?
A
Om de natuur te beschermen
B
Om de vraag te beïnvloeden
C
Om kartelvorming te bevorderen
D
Om de prijs stabiel te houden

Slide 38 - Quiz

Wat is mvo?
A
ondernemer levert wat de doelgroep wil
B
ondernemer streeft naar maximale winst
C
ondernemer werkt samen met andere ondernemers
D
ondernemer houdt rekening met de omgeving

Slide 39 - Quiz

Juist of onjuist?
Door Fairtrade krijgen boeren in ontwikkelingslanden een maximale prijs
voor hun producten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Aan het werk
Maken: 
* Samenvatting (blz. 250 of online)
* Herhalingsopdrachten (blz. 252)
* Plusopdrachten (blz. 254)
* Rekenen (blz. 256 of online)

Slide 41 - Slide

More lessons like this

H8 Herhaling

January 2025 - Lesson with 20 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

8.4 Hoe dragen we ons steentje bij? Rekenen

March 2025 - Lesson with 15 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

8.1 Verschillen in welvaart. Rekenen

February 2025 - Lesson with 11 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Leerjaar 4 Economie hst 6 Quizzz

September 2022 - Lesson with 15 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Paragraaf 6.2 - Wat is een ontwikkelingsland?

February 2025 - Lesson with 14 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Is de wereldhandel een succes?_4vmbo_4.1 en 4.2 ontwikkelingslanden

November 2019 - Lesson with 42 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

EC 6_Internationale getallen

April 2025 - Lesson with 11 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

8.4 Hoe dragen we ons steentje bij?

October 2023 - Lesson with 38 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings