Lees mee les 5

Lees mee les 5
Kroketten zonder vlees
1 / 106
next
Slide 1: Slide
Alfabetisering NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

This lesson contains 106 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Lees mee les 5
Kroketten zonder vlees

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Opdracht 1
Eet smakelijk!

Opdracht 1A

Slide 5 - Slide

België
China
Engeland
Indonesië
Italië
Friet met mayonaise
Foe Jong Hai
Nasi goreng
Lasagne
Ontbijt met bonen, worstjes en gebakken ei

Slide 6 - Drag question

Japan
Mexico
Nederland
Spanje
Zwitserland
Sushi
Taco
Haring met uitjes
Tapas
Kaasfondue

Slide 7 - Drag question

1B Voor jouw verjaardag mag je een menu kiezen van 3 gangen: een voorgerecht, hoofdgerecht en nagerecht. Schrijf je eigen menu op.

Slide 8 - Open question

Opdracht 2
Structuur van de tekst

Bekijk de tekst.
Lees de tekst nog niet.
timer
1:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

1. Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?
A
9 alinea's
B
10 alinea's
C
11 alinea's
D
12 alinea's

Slide 13 - Quiz

2. Hoeveel regels heeft de tekst?
A
1 regel
B
10 regels
C
45 regels
D
46 regels

Slide 14 - Quiz

3. Hoeveel kopjes heeft de tekst?
A
5 kopjes
B
6 kopjes
C
7 kopjes
D
8 kopjes

Slide 15 - Quiz

4. Wat valt je op aan de kopjes?
A
Elk kopje is een vraag
B
Elk kopje is een antwoord

Slide 16 - Quiz

5. Wat staat er onder elk kopje denk je?
A
de vraag van het kopje
B
het antwoord van het kopje

Slide 17 - Quiz

6. Wat voor soort tekst is dit, denk je?
A
brief
B
essay
C
interview
D
verhaal

Slide 18 - Quiz

Opdracht 3
Nadenken over het onderwerp van de tekst

Slide 19 - Slide

1a. Heb je ooit eens een kroket gegeten?
A
ja
B
nee
C
Ik weet het niet

Slide 20 - Quiz

1a. Heb je ooit eens een vegetarische/veganistische kroket gegeten?
A
ja
B
nee
C
Ik weet het niet

Slide 21 - Quiz

2. Welke andere gerechten kun je in een cafetaria kopen? Schrijf op!

Slide 22 - Open question

3. Kun je in alle cafetaria's vegetarische gerechten kopen, denk je?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Opdracht 4
De tekst lezen zonder woordenboek.
Lees tekst 5A. Je hoeft niet elk woord te begrijpen.
timer
1:00

Slide 24 - Slide

1. Lees de inleiding. Waarom is dit cafetaria zo speciaal?
A
Het bestaat al sinds 2013
B
Het staat tegenover een station
C
Het verkoopt snacks zonder vlees

Slide 25 - Quiz

2. Lees de tweede alinea. Wat kan Jurgen goed?
A
parttime werken
B
vegetarische snacks maken

Slide 26 - Quiz

3. Lees de derde alinea. Waarom werkt Jurgen in Den Haag?
A
Daar wonen veel vegetariërs
B
Daar woont hij zelf

Slide 27 - Quiz

4. Lees de vierde alinea. Wat is een belangrijk verschil tussen een restaurant en een cafetaria?
A
Eten in een restaurant kost veel meer geld
B
In een restaurant kun je geen vlees eten

Slide 28 - Quiz

5. Lees de 5de alinea. Het broodje Karma is...
A
een broodje met shoarmavlees
B
een broodje met veganistische shoarma
C
een vegetarisch broodje

Slide 29 - Quiz

6. Lees de 6de alinea. Hoeveel tijd had Jurgen nodig om het broodje Karma goed te krijgen?
A
een dag en een nacht
B
een week, behalve de woensdag
C
maanden

Slide 30 - Quiz

7. Lees de zevende alinea. Wat vinden de kinderen van het werk van hun vader?
A
Ze vinden Jurgen te vrij
B
Ze vinden Jurgen waanzinnig
C
Ze zijn trots op de snackbar van hun vader

Slide 31 - Quiz

8. Lees de achtste alinea. Is Jurgen zelf vegetariër?
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quiz

9. Lees de laatste alinea. Wat betekent de vraag in het kopje?
A
'Maak je reclame voor eten zonder vlees?'
B
'Verkoop je vegetarische kroketten aan ambassadeurs?'
C
'Werk je op een ambassade?'

Slide 33 - Quiz

10. Is het woord ambassadeur 'letterlijk' of 'figuurlijk' gebruikt?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 34 - Quiz

Opdracht 5
Oefenen met woorden

Slide 35 - Slide

tegenover
sinds
snackbar
vegetarisch
hapje
aan de andere kant van
vanaf
cafetaria, eethuisje met gefrituurd voedsel 
zonder vlees
kleine maaltijd

Slide 36 - Drag question

te koop zijn
populair
interviewen
de eigenaar
het vlees
kun je kopen
gewild, veel mensen vinden dit leuk
vragen stellen
persoon van wie iets is
stukje dier dat mensen eten

Slide 37 - Drag question

de klant
heerlijk
de reden
open staan voor iets
alternatief
iemand die iets koopt
heel lekker
waarom iets zo is
geïnteresseerd zijn in
anders, niet traditioneel

Slide 38 - Drag question

veganistisch
last hebben van
de concurrentie
de formule
uit eten gaan
zonder dierlijke producten
een probleem hebben met
tegenwerking, zakelijke strijd
idee, hoe je iets presenteert
gaan dineren in een restaurant

Slide 39 - Drag question

de shoarma
verkopen
geweldig
de enige
het product
geroosterd schapenvlees
iets ruilen voor geld
heel goed
unieke persoon
iets wat gemaakt is

Slide 40 - Drag question

plan
aardig
lukken
overal vandaan
bezig zijn met
idee, opzet wat je wilt doen
goed
slagen, een succes worden
van allerlei plaatsen
werken aan

Slide 41 - Drag question

experimenteren
de voeding
behalve
eigenlijk
waanzinnig
dingen uitproberen
het eten
maar niet
trouwens
heel goed,  heel gek

Slide 42 - Drag question

trots zijn op
het maakt ze niet uit
ik laat ze er vrij in
veranderen
vroeger
iets of iemand heel goed vinden
ze vinden het onbelangrijk
ze mogen het zelf weten
anders worden
een tijd geleden

Slide 43 - Drag question

tegenwoordig
gezond
vrolijk
de ambassadeur
absoluut
nu, in deze tijd
niet ziek
blij,
opgewekt
iemand die een land vertegenwoordigt
zeker

Slide 44 - Drag question

mogelijk zijn
het gastenboek
laatst
stuk voor stuk
ontzettend
kunnen
een boek waarin gasten schrijven
een tijdje geleden
allemaal
heel

Slide 45 - Drag question

Zinnen maken met wordwall
https://wordwall.net/resource/85739089

Slide 46 - Slide

Quizlet
Met plaatjes:
https://quizlet.com/nl/998538517/lees-mee-les-5-met-plaatjes-flash-cards/?i=2xb1kx&x=1qqt
zonder plaatjes:
https://quizlet.com/nl/286860002/lees-mee-nt2-les-5-synoniemen-en-uitdrukkingen-1-1-25-flash-cards/?funnelUUID=4dda50db-0238-4137-8a42-9b3e78896f14
https://quizlet.com/nl/286863174/lees-mee-nt2-les-5-synoniemen-en-tegenstellingen-2-26-50-flash-cards/?funnelUUID=c4d1ba4d-35e5-4720-827e-2d0aba7286da
https://quizlet.com/nl/858647320/lees-mee-nt2-les-5-eet-smakelijk-flash-cards/
https://quizlet.com/710183306/lees-mee-les-5-eet-smakelijk-flash-cards/
https://create.kahoot.it/details/a7836229-dd7e-464e-b8e0-9bfdde546216


Slide 47 - Slide

Spel: vraag - vraag - ruil
Wat heb je nodig?

Kaartjes met op de voorkant een plaatje en op de achterkant het bijbehorende woord.
Zie quizlet plaatjes met woorden lees mee les 5
Hoe werkt het?

Kaartjes verdelen – Elke leerling krijgt één kaartje.
Zoek een partner – Iedereen loopt rond en zoekt een partner.
Quiz-Quiz
Leerling A laat de voorkant (het plaatje) zien. Leerling B probeert het woord te raden.
Leerling A geeft feedback en zegt het juiste antwoord als het nodig is.
Dan wisselen ze van rol. Leerling B laat zijn kaartje zien en A raadt het woord.
Trade (Wisselen) – Nadat beide leerlingen elkaar hebben gequized, ruilen ze hun kaartjes en zoeken een nieuwe partner.
Herhaal – Het spel gaat door totdat de tijd om is of iedereen veel woorden heeft geoefend.

Slide 48 - Slide

5B Woordvelden
Een goede manier om snel nieuwe woorden te leren is woordvelden maken. Dan zet je woorden die over hetzelfde onderwerp gaan bij elkaar.

Slide 49 - Slide

Schrijf minimaal 10 woorden over eten!

Slide 50 - Mind map

Schrijf 3 moeilijke woorden op uit de tekst en vertaal naar je eigen taal!

Slide 51 - Mind map

Opdracht 6
Oefenen met verwijswoorden

Naar welk woord of welke woorden verwijzen de verwijswoorden?

Slide 52 - Slide

1. Welk vraagwoord gebruik je?
A
Welk cafetaria?
B
Wat?
C
Welke snackbar?
D
Wat is?

Slide 53 - Quiz

1. Wat is het antwoord?
A
een snackbar
B
een cafetaria

Slide 54 - Quiz

Slide 55 - Slide

2. Welk vraagwoord gebruik je?
A
Welk cafetaria?
B
Wat?
C
Welke snackbar?
D
Wat is?

Slide 56 - Quiz

2. Wat is het antwoord?
A
Toen....vegetarische snacks.
B
een cafetaria
C
een snackbar

Slide 57 - Quiz

Slide 58 - Slide

3. Welk vraagwoord gebruik je?

A
Welk cafetaria?
B
Wat?
C
Welke snackbar?
D
Wat is?

Slide 59 - Quiz

3. Wat is het antwoord?

A
Een cafetaria
B
vegetarische snacks
C
Een snackbar in Delft
D
kroketten zonder vlees

Slide 60 - Quiz

Slide 61 - Slide

4. Welk vraagwoord gebruik je?

A
Welk cafetaria?
B
Wat?
C
Welke snackbar?
D
Wat is?

Slide 62 - Quiz

4. Wat is het antwoord?

A
Een cafetaria
B
vegetarische snacks
C
een snackbar in Delft
D
kroketten zonder vlees

Slide 63 - Quiz

Slide 64 - Slide

5. Welk vraagwoord gebruik je?

A
Welk cafetaria?
B
Wat?
C
Welke snackbar?
D
Wat is?

Slide 65 - Quiz

5. Wat is het antwoord?
A
broodje Karma
B
experimenteren
C
woensdag
D
voeding

Slide 66 - Quiz

Slide 67 - Slide

6. Welk vraagwoord gebruik je?

A
Waar?
B
Wat?
C
Wie zijn?
D
Wat is?

Slide 68 - Quiz

6. Wat is het antwoord?
A
de kinderen
B
de snackbar
C
het eten
D
vlees

Slide 69 - Quiz

Slide 70 - Slide

7. Welk vraagwoord gebruik je?

A
Wie kiezen?
B
Wat?
C
Wie zijn?
D
Wat is?

Slide 71 - Quiz

7. Wat is het antwoord?

A
gastenboek
B
zonder vlees
C
ambassadeur
D
mensen

Slide 72 - Quiz

Slide 73 - Slide

Opdracht 7
De tekst beter begrijpen

Lees de tekst nog eens, nu heel precies!
timer
1:00

Slide 74 - Slide

1. Lees de inleiding en de tweede alinea. Van welke cafetaria is Jurgen eigenaar?
A
het cafetaria in Delft
B
het cafetaria in Den Haag

Slide 75 - Quiz

2. Lees de derde alinea. Waarom vertelt Jurgen over de nieuwe restaurants in Den Haag?
A
Dat laat zien dat zijn vegetarische snackbar wel kans op succes heeft in Den Haag
B
Jurgen vindt het fijn dat steeds meer mensen vegetarisch eten

Slide 76 - Quiz

3. Lees de vierde alinea. Wat is 'een formule'?
A
de manier waarop je prijzen berekent
B
de manier waarop je werkt

Slide 77 - Quiz

4. Lees de vijfde en zesde alinea. Past het broodje Karma in de formule van een snackbar?
A
Ja, want shoarma is het soort voedsel dat je in een snackbar koopt en het is niet duur
B
Nee, want Jurgen heeft er maanden aan gewerkt

Slide 78 - Quiz

Opdracht 8
Recept 
=
In een recept staat hoe je een gerecht maakt

Slide 79 - Slide

Slide 80 - Slide

1. Voor hoeveel mensen is deze pizza gemaakt?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 81 - Quiz

2. Wat betekent het woord 'ingrediënt'?

Slide 82 - Open question

3. Onder welk kopje lees je hoe je de pizza's maakt?
A
jouw eigen superpizza
B
ingrediënten
C
materialen
D
pizza bereiden

Slide 83 - Quiz

4. Lees stap 1. Wat leg je tussen de bakplaten en het pizzadeeg?

Slide 84 - Open question

5. Lees stap 2. Wat moet er tussen het pizzadeeg en de ingrediënten?

Slide 85 - Open question

6. Lees stap 3. Waarom moet je de bakplaten omwisselen?

Slide 86 - Open question

Opdracht 9
Een poster =
een grote afbeelding

Het Voedingscentrum geeft voorlichting (=informatie) over eten en drinken.

Slide 87 - Slide

1. Wat kun je volgens de Schijf van vijf het beste drinken?
A
water, thee of cola
B
water, thee of energy drink
C
water, thee of koffie
D
water, thee of fristi

Slide 88 - Quiz

2. Welke groente en fruit zie je op de Schijf van vijf?

Slide 89 - Mind map

Slide 90 - Slide

3. Waarvan moet je niet te veel gebruiken, volgens de 'Schijf van vijf'?
A
boter
B
groente
C
fruit
D
olie

Slide 91 - Quiz

4. Wat kun je eten in plaats van pasta?
A
aardappels
B
brood
C
rijst
D
patat

Slide 92 - Quiz

5. Wat kun je eten in plaats van vlees?
A
vis
B
noten, peulvruchten
C
kaas
D
eieren

Slide 93 - Quiz

Petje op, petje af (vraag 6)
Water drinken is goed voor je lichaam. 
Je hebt geen groenten nodig om gezond te blijven. 
Elke dag bewegen maakt je sterker. 
Frisdrank is beter voor je dan water. 
Te veel snoep eten is slecht voor je tanden. 
Je kunt gezond blijven zonder te slapen. 
Buiten wandelen is goed voor je gezondheid. 
Handen wassen helpt om niet ziek te worden. 
Je hoeft nooit uit te rusten als je moe bent. 
Gezond eten heeft geen invloed op je lichaam. 

Slide 94 - Slide

Petje op, petje af
Water drinken is goed voor je lichaam. (Petje op ✅)
Je hebt geen groenten nodig om gezond te blijven. (Petje af ❌)
Elke dag bewegen maakt je sterker. (Petje op ✅)
Frisdrank is beter voor je dan water. (Petje af ❌)
Te veel snoep eten is slecht voor je tanden. (Petje op ✅)
Je kunt gezond blijven zonder te slapen. (Petje af ❌)
Buiten wandelen is goed voor je gezondheid. (Petje op ✅)
Handen wassen helpt om niet ziek te worden. (Petje op ✅)
Je hoeft nooit uit te rusten als je moe bent. (Petje af ❌)
Gezond eten heeft geen invloed op je lichaam. (Petje af ❌)

Slide 95 - Slide

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 96 - Poll

Slide 97 - Slide

Invuloefening

Slide 98 - Slide

Slide 99 - Slide

Slide 100 - Slide

Opdracht 11
Nakijken, leren en de woordenschat maken.
Vraag de antwoordbladen bij les 5 aan je docent.
Kijk les 5 na en markeer de foute antwoorden met een markeerstift.
Bekijk de vragen met foute antwoorden nog eens goed. Begrijp je nu de vraag en het antwoord beter? Zo niet, vraag dan je
Vraag een NAKIJKBOEKJE!

Slide 101 - Slide

Extra
Met plaatjes:
https://quizlet.com/nl/998538517/lees-mee-les-5-met-plaatjes-flash-cards/?i=2xb1kx&x=1qqt
zonder plaatjes:
https://quizlet.com/nl/286860002/lees-mee-nt2-les-5-synoniemen-en-uitdrukkingen-1-1-25-flash-cards/?funnelUUID=4dda50db-0238-4137-8a42-9b3e78896f14
https://quizlet.com/nl/286863174/lees-mee-nt2-les-5-synoniemen-en-tegenstellingen-2-26-50-flash-cards/?funnelUUID=c4d1ba4d-35e5-4720-827e-2d0aba7286da
https://quizlet.com/nl/858647320/lees-mee-nt2-les-5-eet-smakelijk-flash-cards/
https://quizlet.com/710183306/lees-mee-les-5-eet-smakelijk-flash-cards/
https://create.kahoot.it/details/a7836229-dd7e-464e-b8e0-9bfdde546216
https://wordwall.net/resource/85739089



Slide 102 - Slide

Elke les een strategie bespreken

Slide 103 - Slide

1. Leesstrategieën
✅ Herhaald lezen. Lees de tekst meerdere keren. Hoe vaker je leest, hoe makkelijker het wordt!

✅ Luister en lees mee. Luister naar de tekst terwijl je meeleest. Dit helpt bij de uitspraak en het begrijpen van de woorden.

✅ Gebruik plaatjes. Kijk naar de afbeeldingen. Ze helpen je de betekenis van de tekst beter te begrijpen.

✅ Lees langzaam en hardop. Spreek de woorden uit terwijl je leest. Zo onthoud je ze beter!

✅ Stel jezelf vragen. Denk na over de tekst: Wie? Wat? Waar? Waarom? Dit helpt je om de tekst beter te begrijpen.

✅ Gebruik je vinger of een leeskaartje. Volg de tekst met je vinger of een kaartje om de juiste regels te volgen. Dit voorkomt dat je de draad kwijtraakt.

Slide 104 - Slide

2. woordjes begrijpen in de tekst
✅ Raad de betekenis uit de tekst. Snap je een woord niet? Kijk naar de zin eromheen en probeer de betekenis te raden.

✅ Gebruik afbeeldingen. Kijk of er een plaatje bij staat dat helpt om het woord te begrijpen.

✅ Denk aan je eigen taal. Sommige woorden lijken op woorden in je eigen taal. Zie je een verband?

✅ Oefen met synoniemen en tegenstellingen. Leer nieuwe woorden door te bedenken welke andere woorden hetzelfde of het tegenovergestelde betekenen.

✅ Maak een woordenlijst. Schrijf moeilijke woorden op en oefen ze. Probeer ze te gebruiken in zinnen.

✅ Breek lange woorden in stukken. Bijvoorbeeld: "onderwijzer" → "onder" + "wijzer". Dit helpt bij het begrijpen van moeilijke woorden.

✅ Rijmen en klankherkenning. Sommige woorden klinken bijna hetzelfde. Dit helpt je om nieuwe woorden makkelijker te onthouden.

Slide 105 - Slide

3. Woordjes uit je hoofd leren
✅ Schrijf de woorden op. Door woorden zelf op te schrijven, onthoud je ze beter. Gebruik een notitieboekje voor nieuwe woorden.

✅ Maak flitskaartjes. Schrijf het woord op de ene kant en de betekenis of een afbeelding op de andere kant. Oefen ermee!

✅ Zeg de woorden hardop. Door de woorden uit te spreken, onthoud je ze beter en oefen je de uitspraak.

✅ Gebruik de woorden in een zin. Schrijf of zeg een zin met het nieuwe woord. Zo begrijp je beter hoe je het gebruikt.

✅ Oefen met iemand anders. Laat iemand je overhoren of oefen samen met een vriend. Dit maakt leren leuker!

✅ Maak een liedje of rijm. Verzin een liedje of rijmpje met de woorden die je moet onthouden. Dit helpt je hersenen om ze beter te onthouden.

✅ Herhaal regelmatig. Leer niet alles in één keer. Herhaal de woorden elke dag een paar minuten.


Slide 106 - Slide