Weten we het nog?

Weten we het nog?
H4
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Weten we het nog?
H4

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
- hebben we kort de belangrijkste stof van H4 nog eens herhaald.

Slide 2 - Slide

woorden
Leer de woorden op blz 39

Slide 3 - Slide

vorming zelfstandige naamwoorden
Je moet weten hoe je een zelfstandig naamwoord kunt vormen. 
1. van een werkwoord
2. van twee losse woorden; het nieuwe zn is dan een samenstelling.
3.  van een zelfstandig naamwoord


Slide 4 - Slide

1. zn > van een werkwoord
het + hele werkwoord
- het huilen, het lachen 
We stikten gisteren van het lachen. 

werkwoord + achtervoegsel: 
de loper, de vergadering, de reparatie

Slide 5 - Slide

2. zn > van twee losse woorden
Dan wordt het nieuwe zn een samenstelling
- snel + trein = sneltrein
- hand + doek = handdoek
- erwt + soep = erwtensoep

Slide 6 - Slide

3. zn > van een zelfstandig naamwoord
zn + achtervoegsel
de baron > de barones

voorvoegsel + zn
- de bekende > de onbekende

Slide 7 - Slide

Wat moet je kennen/kunnen? 
Je moet van zn aan kunnen geven hoe ze samengesteld zijn. 

Slide 8 - Slide

Grammatica
Je moet zinnen kunnen ontleden met de tekens van Paardenkoper. 
Je moet de woordsoorten kunnen noemen. 

Slide 9 - Slide

          ontleden +  tekens van Paardenkoper. 
pv: maak de zin vragend (   )
wwg: alle werkwoorden uit de zin {    }
ond: wie / wat + wwg (    ) 
lv: wie / wat  + wwg + onderwep  _________________
mv: aan of voor wie/ wat + wwg + onderwerp + lijdend voorwerp =========
bwb: alles wat overblijft   _____________________
splitsbare werkwoorden: belde [op]         schenkt [in]
woorden met te: [te vissen}   [te slapen}                        

 v                       v

Slide 10 - Slide

woordsoorten
zie daarvoor het schema wat ik heb uitgedeeld. 
Je hebt het als het goed is in je schrift of boek geplakt. 

Je moet lw, bn, zn, vz, hww, zww, psv, bzv, av, vrv, htw en rtw kennen. 

Slide 11 - Slide

aanwijzend voornaamwoord
deze, die, dit, dat. 

bijvoeglijk: bv deze sneaker, dat ijsje
zelfstandig: Mooie sneakers, die wil ik ook. 
Lekker ijsje, dat wil ik ook. 

Slide 12 - Slide

vragend voornaamwoord
wat
wie
welk(e)
wat voor (een)

leer ze uit je hoofd! 

Slide 13 - Slide

Spelling voltooid deelwoord
voltooid deelwoord van sterke werkwoordne op -en verandert als bijvoeglijk naamwoord niet:

mijn ijsje is gesmolten - het gesmolten ijsje 

Slide 14 - Slide

Spelling voltooid deelwoord
andere voltooid deelwoorden schijf je zo kort mogelijk:

de foto is vergroot - het vergrote foto

Slide 15 - Slide

tegenwoordig deelwoord als bv
de klas zit vol met lachende leerlingen

zij gaf een ontwijkend antwoord 

Slide 16 - Slide