Slagaders vervoeren bloed van het hart af, aders brengen bloed terug naar het hart
D
Slagaders en aders hebben precies dezelfde functie.
Slide 4 - Quiz
Wat is een chronische ziekte?
A
Een ziekte die plotseling ontstaat maar snel weer overgaat.
B
Een ziekte die komt door een besmetting met een virus.
C
Een ziekte die alleen voorkomt bij oudere mensen.
D
Een ziekte die lang aanhoudt en vaak niet helemaal te genezen is.
Slide 5 - Quiz
Wat wordt bedoeld met geriatrische problemen bij oudere mensen?
A
Problemen die alleen ontstaan door erfelijke ziekten.
B
Problemen die te maken hebben met ouder worden, zoals geheugenverlies, vallen of verminderde mobiliteit.
C
Problemen die alleen voorkomen bij mensen jonger dan 50 jaar.
D
Problemen die ontstaan door slechte voeding bij ouderen
Slide 6 - Quiz
Een oudere cliënt loopt steeds vaker tegen meubels aan en valt bijna. Wat is de beste eerste actie van jou als helpende?
A
De cliënt negeren, want vallen hoort bij ouder worden.
B
De cliënt verplicht in een rolstoel laten zitten.
C
Direct medicijnen geven om evenwicht te verbeteren.
D
Het valrisico bespreken met de verpleegkundige en maatregelen nemen, zoals losse spullen opruimen en goede schoeisel.
Slide 7 - Quiz
Welke van de volgende micro-organismen kan ziekten veroorzaken bij mensen?
A
Bacteriën, virussen en schimmels
B
Alleen bacteriën
C
Alleen virussen
D
Alleen schimmels
Slide 8 - Quiz
Wat is een veelvoorkomende manier waarop infecties zich verspreiden?
A
Alleen via voedsel
B
Via de lucht, handen of lichaamsvloeistoffen
C
Alleen via direct oogcontact
D
Infecties verspreiden zich niet
Slide 9 - Quiz
Wat is een belangrijk verschil tussen een bacterie en een virus?
A
Een virus kan zichzelf voortplanten, een bacterie niet
B
Bacteriën zijn altijd schadelijk, virussen nooit
C
Virussen zijn groter dan bacteriën
D
Een bacterie kan zichzelf voortplanten, een virus niet
Slide 10 - Quiz
Een cliënt is ziek geworden na een bezoek aan een familielid met griep. Je legt uit dat het kan komen door de incubatietijd van een virus. Wat wordt bedoeld met incubatietijd?
Slide 11 - Open question
Welke van de onderstaande ziekten zijn veelvoorkomende infectieziekten?
A
Diabetes, hoge bloeddruk, griep
B
Hartfalen, verkoudheid, artritis
C
Griep, verkoudheid, waterpokken
D
Astma, hooikoorts, waterpokken
Slide 12 - Quiz
Welke van de onderstaande infectieziekten zijn besmettelijk?
A
Diabetes, hoge bloeddruk, verkoudheid
B
Artritis, diabetes, griep
C
Hartfalen, astma, hooikoorts
D
Waterpokken, griep, verkoudheid
Slide 13 - Quiz
Wat is het belangrijkste doel van desinfecteren?
A
Alle vuildeeltjes zichtbaar verwijderen
B
Ziekteverwekkers zoals bacteriën en virussen onschadelijk maken
C
De kamer opfrissen met een frisse geur
D
Alleen de handen schoonmaken
Slide 14 - Quiz
Wanneer moet je je handen desinfecteren in de zorg?
A
Alleen als ze zichtbaar vuil zijn
B
Voor en na contact met een cliënt of lichaamsvloeistoffen
C
Alleen na het schoonmaken van een kamer
D
Alleen aan het begin van je werkdag
Slide 15 - Quiz
Wat betekend deze afkorting? LHTBQA+
Slide 16 - Open question
Wat is de beroepshouding van een helpende?
Slide 17 - Open question
Wat is een hypoglycemie?
Slide 18 - Open question
Wat doe je als je weet dat een bloedsuiker te laag is?
Slide 19 - Open question
Ga in groepjes bij elkaar zitten en zoek op welke kinderziekten zijn er?
Slide 20 - Open question
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Wat is de afkorting HACCP?
A
Hygiëne en Controle van Consumptieproducten
B
Hazard Analysis and Critical Control Points
C
Handelingen en Controle van Productieprocessen
D
Hygiëne Analyse en Controle Protocol
Slide 34 - Quiz
Wat is een kruisbesmetting?
A
Als eten niet goed wordt gekookt
B
Als bacteriën van het ene product op het andere overgaan
C
Als voedsel te lang buiten de koelkast ligt
D
Als eten bedorven ruikt
Slide 35 - Quiz
Slide 36 - Video
Wat is het belangrijkste verschil tussen een CVA en een TIA?
A
Een CVA herstelt vanzelf binnen 24 uur, een TIA niet
B
Een TIA veroorzaakt blijvende schade aan de hersenen
C
Een CVA veroorzaakt meestal blijvende schade, een TIA niet