6.1 zure, neutrale en basische oplossingen

Hd 6 Zuren en basen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Hd 6 Zuren en basen

Slide 1 - Slide

Deze les
  • PTA bespreken
  • Studieplanner periode 3 bekijken
  • Introductie hd 6 zuren en basen 
  • Uitleg 6.1 
  • Proef met pH-papier doen

  • Maken 1 t/m 8 + 10 t/m 13 (LET OP: werkboek B)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat leer je dit hoofdstuk
  • Je leert wat zure, neutrale en basische oplossingen zijn
  • Je leert wat de eigenschappen van zuren en basen zijn 
  • Je leert wat er gebeurt als een zuur en een base met elkaar reageren 
  • Je leert wat zure regen is en waarom dat een probleem is
  • Je leert wat een titratie is en hoe je dat uit moet voeren. 

Slide 4 - Slide

Waarom leer je dit?
  • Heel veel stoffen zijn een zuur of een base
  • Je komt dagelijks met deze stoffen in aanraking 
  • Je komt ook dagelijks met zuur-basereacties in aanraking. 

Cola, andere frisdrank, citroenen, appels, schoonmaakmiddelen, tanden poetsen, je maagsap, azijn, cement en nog veel meer!

Slide 5 - Slide

Wat leer je deze les?

  1. Wat voorbeelden zijn van zure, neutrale en basische oplossingen
  2. Pictogrammen voor zuren, basen en neutrale stoffen
  3. Verschillende indicatoren om te zien of iets een zuur of een base is. 
  4. de pH/zuurgraad kennen

Slide 6 - Slide

Zure en basische oplossingen
  • Zure oplossingen: citroensap, sinaasappelsap, schoonmaakazijn en zoutzuur. 
  • Smaken zuur, maar veel zijn erg slecht voor je
  • Basische oplossingen: toiletzeep, ammonia, gootsteenontstopper en soda-oplossing
  • Smaken zeepachtig, werken ontvettend en zijn vaak erg slecht voor je.

Slide 7 - Slide

Neutrale oplossingen
  • Neutrale oplossingen: bloed, zuiver water
  • Smaken niet zuur of zeepachtig, maar kunnen een andere smaak hebben: bv zout of zoet of metaalachtig (zoals bloed)

Slide 8 - Slide

Gevaarsymbolen zuren/basen
BINAS 31 en 39

Slide 9 - Slide

Indicator
  • Stof die van kleur verandert in een zure/basische oplossing.
  • Te gebruiken om te kijken OF een stof zuur of basisch is.

  • Rodekoolsap: zuur = paarsrood, basisch = groen/blauw
  • Lakmoes:  zuur = rood, basisch = blauw
  • Fenolftaleïne: zuur = kleurloos, basisch = diep paars 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

BINAS 36

Slide 12 - Slide

Omslagtraject: pH grenzen waarbij de kleur verandert

Slide 13 - Slide

Hoe zuur een oplossing is geef je aan met de pH
Met pH papier kan je niet alleen zeggen of een stof zuur is maar ook hoe zuur

Slide 14 - Slide

zuur/neutraal/base
pH 0-7: zuur
pH 7: neutraal (water)
pH 7-14: basisch 

pH 1 punt omlaag = 10x zo zuur

Slide 15 - Slide

Aan het werk
Maken 1 t/m 8 + 10 t/m 13 (LET OP: werkboek B)

Slide 16 - Slide

Proef met pH-papier
  1. Je krijgt 5 oplossingen, een pipet en een rolletje pH-papier
  2. Je bepaalt met het pH-papier of de oplossing een zuur of een base is en wat de pH is.

  3. Druppel steeds een druppeltje op het papier en lees af. 
  4. Dit vul je in in de tabel (zie bord) 
  5. Je spoelt het glaswerk om en zet het terug op de kar, pH-papier mag in de prullenbak. 
  6. Start met de sommen: 1 t/m 8 hd6

Slide 17 - Slide

Deze les
  • PTA bespreken
  • Studieplanner periode 3 bekijken
  • Introductie hd 6 zuren en basen 
  • Uitleg 6.1 
  • Proef met pH-papier doen

  • Maken 1 t/m 8 + 10 t/m 13 (LET OP: werkboek B)

Slide 18 - Slide