SER en ESTAR

1 / 14

Slide 1: Slide

SpaansWOStudiejaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Lesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

En la clase de hoy:

Verschil tussen SER en ESTAR
Voegwoorden ADEMÁS / PERO
Vocabulaire oefeningen
Leesvaardigheid trainen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

ZICH BEVINDEN

Ik ben thuis

Ik bevind me thuis

Ik ben Rosa

Ik bevind me Rosa

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Locatie

Mi casa está al lado del parque.

Mijn huis is/bevindt zich naast het park

El móvil está en la cama.

De mobiel ligt boven het bed.

Slide 7 - Slide

Toestand

La casa está limpia.

Het huis is schoon.

Mis amigos están cansados.

Mijn vrienden zijn moe.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Met eten

El pescado es saludable.

Vis is gezond.

El pescado está rico.

De vis (dat ik nu aan het eten ben) is lekker.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Además ... Pero

Esta tienda ecológica es muy buena, además tienen de todo.

Esta tienda ecológica es muy buena pero es muy cara.

Slide 14 - Slide

SER en ESTAR

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

More lessons like this

SER en ESTAR

Los autorretratos de Vincent

Vincent van Gogh: Verdadero o falso

ser, estar, pero además y se

Ana Frank, la Casa de atrás

Ser y Estar

Les 1 Dele 2 ( antiguo)

Ser o Estar: ¡Esa es la cuestión!