B = BasisWaar gaat de vraag over? Wat willen ze weten
onderstreep wat je herkent/ hebt geleerd. Begrip (of omschrijving), jaartal, persoon.
A = Antwoord / associeren
Schrijf op papier wat je hebt geleerd over dit begrip/ jaartal of persoon. Dit is de essentie van jouw antwoord. Begin je antwoord met het herhalen van de kern van de vraag.
C = Conclusie / Check
Lees de vraag nog eens goed door. Schrijf in een enkele zin het antwoord op de vraag. Dus ... Check of je antwoord voldoet; juiste aantal argumenten/ invalshoek/ etc.