HAVO 4 MVT

HAVO 4 MVT

Training Leesvaardigheid

Allemaal trucjes die je kunnen helpen bij je eindexamen

Het 'Eureka' moment

Het Centraal examen vraagt niet alleen om leesvaardigheid

Het vraagt ook om begrip over wat CITO van je wil

Het Recept

Ken de signaalwoorden

Ken je woordjes

Ken de vraagsoorten

Oefenen, oefenen, oefenen

Signaalwoorden

• Zorg dat je de signaalwoorden herkent
• Weet welk verband ze aangeven
• Weet hoe je ze in een zin gebruikt
• LEER DE SIGNAALWOORDEN

Wat zijn signaalworden?

Signaalwoorden geven een signaal dat er een bepaald verband staat tussen zinsdelen, zinnen of alinea’s. 

Het signaalwoord geeft zelf het verband aan.

Ze maken de tekst coherent (zorgen voor samenhang)

Een paar voorbeelden

• Agreement / Addition / Similarity

• Opposition / Limitation / Contradiction

• Examples / Support / Emphasis
• 
  
• Conclusion / Summary / Restatement

Indeed, for instance, especially

not to mention, equally, of course

on the contrary, besides, whereas

as shown above, altogether, to sum up

Robbert had no reason to take a taxi, (...) his flat was near enough to walk to

1. despite
2. however
3. since
4. such as

Welk signaal woord in de tekst geeft een tegenstelling aan?

Oefenen met signaalwoorden. 

In short

To praise

To criticize

For instance

as well as

Voorbeelden

tegenstelling

gevolg/conclusie

uitbreiding/opsomming

ondersteunen 

Wat hebben we geleerd?

• Waarom zijn signaalwoorden belangrijk voor je tekstbegrip
• Hoe kan je ze herkennen

You will be a successful reader if you master the following reading ingredients.

(Westhoff, 2012)

Explanation of this slide

Lees de antwoordopties niet!

Waarom jij de antwoordopties NIET leest ( uitz. gatenvraag):

Cito bouwt het examen zo op, dat de antwoordopties verwarring zaaien

Hoe?

Hoe verwarring zaaien?

1.  Door woorden uit de tekst in meerdere antwoordopties te verwerken

2. Door een antwoordoptie aan te bieden die heel logisch lijkt, maar niet genoemd wordt in de tekst.

valkuilen

1. te veel uit de tekst
2. te weinig uit de tekst
3. bijzaak
4. past niet bij de vraag
5. tegenovergestelde
6. open deur
7. te veel erbij gehaald

Veel voorkomende woorden

Üben!

Wat betekent: Schlussfolgerung?

1. conclusie
2. vervolg
3. slot
4. besluit

Ziel?

1. slot
2. doel
3. schrijver
4. besluit

Tonart?

1. verf
2. klei
3. toon
4. soort

Zeile?

1. regel
2. doel
3. alinea
4. bedoeling

behaupten?

1. vragen
2. schatten
3. antwoorden
4. beweren

Verfasser

1. vatenmaker
2. vatten
3. schrijver
4. verteller

Tips

1. Lees tekstdeel + markeren : signaalwoorden, dubbele punt, aanhalingstekens

2. Bewijs aanstrepen in tekst + nummer vraag in kantlijn noteren.

3. Reken op 3 minuten per vraag om deze te beantwoorden. Als je dit niet haalt, dan weet je dat je moet oefenen op tempo.