Dinsdag 4 november

Dinsdag 4 november 2025
09.15 uur 10.00 uur NT2  met mevrouw Wafaa

12.35 - 13.05 uur  PAUZE
10.00- 10.45 uur  NT2 Dictee
13.05 - 13.50 uur  NT2  MODALE WERKWOORDEN
10.45 - 11.05 uur  PAUZE 
13.50 - 14.35 uur NT2  TOPOGRAFIE: PROVINCIES
11.05 - 11.50  uur SPORT 
11.50- 12.35 Mevrouw Wafaa
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Dinsdag 4 november 2025
09.15 uur 10.00 uur NT2  met mevrouw Wafaa

12.35 - 13.05 uur  PAUZE
10.00- 10.45 uur  NT2 Dictee
13.05 - 13.50 uur  NT2  MODALE WERKWOORDEN
10.45 - 11.05 uur  PAUZE 
13.50 - 14.35 uur NT2  TOPOGRAFIE: PROVINCIES
11.05 - 11.50  uur SPORT 
11.50- 12.35 Mevrouw Wafaa

Slide 1 - Slide

NT2 
Mevrouw Wafaa

 

Slide 2 - Slide

Dictee
Ik ben om tien over acht op het station.
Hij gaat met het vliegtuig.
Hoe vaak doe jij boodschappen?
Hoe kan ik naar Amsterdam rijden?
We zijn om drie uur in de hoofdstad.
Kom je de eerste les wel op school?
We luisteren goed tijdens de les.
Bij de vijfde halte moet hij uitstappen.

Slide 3 - Slide

Pauze
  • Waar is de pauze?
  • Wat mag wel en wat mag niet in de pauze?
  • Waar mag je buiten zijn in de pauze? 

Slide 4 - Slide

SPORT
in de sporthal

Slide 5 - Slide

NT2 met mevrouw Wafaa

Slide 6 - Slide

Pauze
  • Waar is de pauze?
  • Wat mag wel en wat mag niet in de pauze?
  • Waar mag je buiten zijn in de pauze? 

Slide 7 - Slide

Grammatica
Vandaag werken we met de hulpwerkwoorden (modale werkwoorden)
  • je weet wat de modale werkwoorden zijn
  • je weet wat de verschillende betekenis is;
  • je kan de modale werkwoorden toepassen.

Slide 8 - Slide

De modale werkwoorden 
Modale werkwoorden worden gebruikt om een gevoel uit te drukken. In een zin met een modaal werkwoord staat bijna altijd nog een ander werkwoord
Mogen
Kunnen
Willen
Moeten

Slide 9 - Slide

Mogen
  • toestemming hebben (Je mag naar de bioscoop)
  • nodig zijn; (Je mag wel oppassen dat je niet gewond raakt)
  • houden van; (Ik mag hem graag)
  • kunnen; (Je mag erop rekenen)
  • een mogelijkheid 

Slide 10 - Slide

kunnen
  • in staat zijn tot iets (Kun jij voetbal spelen?)
  • in de gelegenheid zijn (Ik kan zaterdag niet.)
  • een verzoek doen (Kunt u mij vertellen hoe laat het is?)
  • een mogelijkheid (Hij kan het toch vergeten zijn? 

Slide 11 - Slide

Willen
  • een wens (Wil jij koffie of thee? Ik wil wel een koffie.)
  •  een mogelijkheid (Het wil nog wel eens gebeuren dat de leerlingen niet luisteren.)
  • een bevel (Wil je dat niet doen!)

Slide 12 - Slide

Moeten
  • verplicht zijn (Ik moet mijn huiswerk nog maken.)
  • noodzakelijk zijn (Die plant moet veel water hebben.)
  • advies (Je moet niet zoveel gamen!)
  • willen, wensen (Moet je een kopje thee?)
  • een vermoeden (Hij moet wel heel slim zijn!)
  • onvermijdelijk zijn (Dit moest wel een keer fout gaan.) 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Vervoeging werkwoord:
kunnen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Werkbladen
Je maakt de twee werkbladen. 
Daarna bespreken we de antwoorden.
Extra oefenen?

Slide 17 - Slide

Provincies Nederland
Welkom!


Slide 18 - Slide

Lesdoelen:

- Ik weet hoeveel provincies Nederland heeft.
- Ik weet 3 typisch Nederlandse dingen.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Wat is typisch Nederlands eten?

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Hoe worden klompen gemaakt?

Slide 23 - Slide

Tulpen
Tulpen zijn typisch Nederlands.

Oorspronkelijk komen ze uit Turkije.

Slide 24 - Slide

Stamppot
Stamppot is typisch Nederlands eten.

Aardappelen, groente, jus.




Slide 25 - Slide

Welk gebouw staat in Nederland?
A
B
C
D

Slide 26 - Quiz

In welke sport heeft Nederland de meeste medailles gehaald?
A
Basketbal
B
Voetbal
C
Schaatsen
D
Tennis

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Afsluiting
Zelf aan de slag!

Ga naar google en typ in topografie Nederland.
timer
5:00

Slide 29 - Slide

Afsluiting
Zelf aan de slag!

Ga naar google en typ in topografie Nederland.
timer
5:00

Slide 30 - Slide

Hoe lang duurt een professionele voetbalwedstrijd?
A
60 minuten
B
45 minuten
C
90 minuten
D
30 minuten

Slide 31 - Quiz

Wie schilderde De nachtwacht?
A
Leonardo Da Vinci
B
Rembrand
C
Piet Paulusma
D
Galileo

Slide 32 - Quiz

Wat is de hoofdstad van Zuid-Holland?
A
Amsterdam
B
Rotterdam
C
Scheveningen
D
Den Haag

Slide 33 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Tropisch klimaat

Slide 34 - Quiz


A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Droog klimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 35 - Quiz

Uit hoeveel landen bestaat de Benelux?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 36 - Quiz


A
Droog klimaat
B
Tropisch klimaat
C
Poolklimaat
D
Gematigd klimaat

Slide 37 - Quiz

In welke provincie ligt het grootste hunebed van Nederland?
A
Groningen
B
Friesland
C
Gelderland
D
Drenthe

Slide 38 - Quiz

Hoeveel provinciën heeft Nederland?
A
10
B
11
C
12
D
13

Slide 39 - Quiz

Hoeveel dagen doet de aarde erover om 1 keer om de zon te draaien?
A
1
B
7
C
240
D
365

Slide 40 - Quiz

Naar welk land vluchtte koningin Wilhelmina tijdens de tweede wereldoorlog?
A
Belgie
B
Duitsland
C
Engeland
D
Amerika

Slide 41 - Quiz

Waarvoor staat de afkorting VOC?
A
Voorgezet Onderwijs College
B
Verenigde Oost-Indische compagnie
C
Vlaamse overheid Comité
D
Verenigd Onderwijs Camp

Slide 42 - Quiz

Welk gebouw staat in Nederland?
A
B
C
D

Slide 43 - Quiz

In welke sport heeft Nederland de meeste medailles gehaald?
A
Basketbal
B
Voetbal
C
Schaatsen
D
Tennis

Slide 44 - Quiz


Een uitvinding uit...
In welk land werd het cassettebandje uitgevonden?
A
B
C
D

Slide 45 - Quiz


Een uitvinding uit...
In welk land werd het cassettebandje uitgevonden?
A
B
C
D

Slide 46 - Quiz