Formatieve toets H5.1 tot en met H5.3

Formatieve toets 5.1 t/m 5.3
40 minuten
24 vragen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
W&TMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Formatieve toets 5.1 t/m 5.3
40 minuten
24 vragen

Slide 1 - Slide

Welke begrippen hebben wij in paragraaf 5.1 t/m 5.3 geleerd?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Je fietst op een elektrische fiets. Wat is de krachtbron?
A
dat ben jij
B
de dynamo
C
de accu
D
jij en de accu

Slide 4 - Quiz

Een ander woord voor
overbrenging is:
A
translatie
B
transmissie
C
transactie
D
rotatie

Slide 5 - Quiz

Een ander woord voor ronddraaiende beweging is:
A
translatie
B
transmissie
C
transactie
D
rotatie

Slide 6 - Quiz

Ketting
Aandrijfwiel
Volgwiel

Slide 7 - Drag question

Waarmee kun je een directe overbrenging maken.
A
ketting
B
V-snaar
C
tandriem
D
tandwielen

Slide 8 - Quiz

Bij een groot aandrijfwiel en een klein volgwiel maak je een
A
versnelling
B
vertraging

Slide 9 - Quiz

een tandwiel met 15 tanden drijft een tandwiel aan met 30 tanden. De overbrengingsverhouding is...
A
0,5
B
45
C
450
D
2

Slide 10 - Quiz

Wat is de overbrengings-
verhouding?
Aandrijfwiel
Volg
wiel
A
1:2
B
2:1
C
2
D
800

Slide 11 - Quiz

Als de overbrengingsverhouding 2:1 is hebben we te maken met een:
A
vertraging
B
versnelling

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Magnetisch
Niet Magnetisch
Ijzer
Nikkel
Kobalt
Chroom
Aluminium

Slide 15 - Drag question

Een elektromotor zet elektrische energie om in een ronddraaiende beweging.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Twee gelijke polen in een magneet
A
stoten elkaar af
B
trekken elkaar aan

Slide 17 - Quiz

Alle krachtlijnen samen van een magneet noemen we
A
veldlijnen
B
magnetische krachtlijnen
C
permanente lijnen
D
magnetisch veld

Slide 18 - Quiz

De kracht van een permanente magneet ...
A
kan ik groter maken door een grotere stroom.
B
kan ik kleiner maken door een grotere stroom.
C
kan ik groter maken door meer windingen te gebruiken.
D
kan je niet veranderen.

Slide 19 - Quiz

Als er stroom door een spoel gaat, werkt de spoel als een magneet.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

In een elektromotor blijft de noordpool van de permanente magneet steeds noordpool.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

In welk apparaat wordt geen rotatie omgezet in translatie
A
kurkentrekker
B
autokrik
C
bankschroef
D
lippenstift

Slide 24 - Quiz

Zowel een krukas als een nokkenas zetten een rotatie om in een translatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

De lange strook tanden tussen de rails noem je een:
A
nok
B
krukas
C
nokkenas
D
tandheugel

Slide 26 - Quiz

De zuigers zijn gemonteerd aan de stang, krukschijf en krukas

A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Wat doet de nokkenas?
De nokkenas zorgt er voor dat ...
A
de inlaat- en de uitlaat-kleppen open- en dichtgaan
B
dat er regelmatig een vonk komt
C
dat de krukas door de zuiger in beweging wordt gebracht
D
dat de motor niet te heet wordt

Slide 28 - Quiz

De balk met tanden heet
A
nokkenwiel
B
tandheugel
C
rondsel
D
worm

Slide 29 - Quiz

Waarvoor zijn de vonken van de bougie nodig?
De bougie zorgt er voor dat....
A
het mengsel van benzinedamp en lucht in de cilinder kan stromen.
B
het mengsel van benzinedamp en lucht in de cilinder verbrand wordt.
C
dat de motor aanslaat.
D
de uitlaatgassen uit de cilinder kunnen stromen.

Slide 30 - Quiz

De beweging die de krukas maakt is een
A
correctie
B
rolatie
C
rotatie
D
translatie

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Na deze les,
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)
weet ik genoeg
heb ik nog een vraag

Slide 33 - Poll

Heb je nog een vraag
over paragraaf........?

Slide 34 - Mind map