homoniemen - homofonen (opdr 11 tm 13 rvl)

homoniemen, homofonen en synoniemen.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

homoniemen, homofonen en synoniemen.

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
- ken je het begrip 'homoniem' 
- ken je het begrip 'homofoon'
- ken je het begrip 'synoniem' 
- je hebt met de begrippen in de les en zelfstandig geoefend.

Slide 2 - Slide

homoniem

Een woord dat méér dan 1 betekenis heeft. 





Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Welk homoniem
hoort bij deze plaatjes?

Slide 5 - Open question

Bedenk nu zelf een homoniem.

Slide 6 - Open question

Schrijf bij het volgende homoniem twee zinnen, waarbij je het woord steeds in een andere betekenis gebruikt.

slang.

Slide 7 - Open question

homofoon

Woorden die hetzelfde klinken, maar die je anders schrijft.




ligt - licht

Slide 8 - Slide

Verzin nu zelf een homofoon!

Slide 9 - Open question

Wat is een voorbeeld van een homofoon?
A
rog - roch
B
rat - rad
C
wil - weel
D
kwartel - quartel

Slide 10 - Quiz

synoniem

verschillende woorden die hetzelfde betekenen.

huis
woning
woonhuis
thuis

Slide 11 - Slide

Wat is een synoniem van heel groot?
A
Meneer Zondag
B
Enorm
C
Meneer Zondag
D
Meneer Zondag

Slide 12 - Quiz

Wat is een synoniem van fiets?
A
fatbike
B
tandem
C
driewieler
D
antwoord A, B en C

Slide 13 - Quiz

Samenvatting
homofonen: woorden die hetzelfde klinken, maar die je anders schrijft 
(bv: ligt, licht)
homoniemen: woorden die méér dan een betekenis hebben 
(bv slot)
synoniemen: verschillende woorden die hetzelfde betekenen
(bv huis/woning)

Slide 14 - Slide

Huiswerk
Maak de opdrachten 31 t/m 36, blz. 53 t/m 57.
Noteer het in jouw agenda.
Lees de theorie door als je het niet meer weet!
Klaar? Pak jouw leesboek!

Slide 15 - Slide