Vamos a hablar español les 3

¡Vamos a hablar español! - Les 3
1 / 36
next
Slide 1: Slide
SpaansSecondary Education

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Vamos a hablar español! - Les 3

Slide 1 - Slide

Qué vamos hacer hoy?
Wat gaan we vandaag doen?
  • Objetivo / Leerdoelen
  • Repaso / Terugblik les 1
  • Descanso / Pauze
  • Artículos / lidwoorden
  • Palabras de pregunta / vraagwoorden
  • Días de la semana / De dagen van de week
  • Het werkwoord IR
  • Comentario / Feedback

Slide 2 - Slide

Objetivos de hoy
  • Aan het eind van deze les kan ik het werkwoord IR herkennen, vervoegen en toepassen.
  • Aan het eind van de les heb weet ik welke lidwoorden er zijn in het Spaans.
  • Aan het eind van deze les kan ik vragen maken met vraagwoorden.
  • Aan het eind van deze les kan ik het werkwoord IR gebruiken

Slide 3 - Slide

Repaso de clase 2
-Kennismaken met memrise


- Oefenen met de werkwoorden


- Aan het eind van de les gaan we oefenen met een 
 een tekst over Familia y amigas


Slide 4 - Slide

Memrise
Een leuke manier om jullie woordjes te leren.

Klik op de link:     Jullie 10 woorden

Practica mucho y buena suerte!
Reverso Context = Een goede vertaal machine

Slide 5 - Slide

Verbuga
*Wat is verbuga?
--> Verbuga is een platform waarop je werkwoorden kunt oefenen

*15minuten oefenen met de werkwoorden van vorige week.

Beber, comer, estudiar, hablar, vivir, ser & tener

Klik op de link:  verbuga.eu

Slide 6 - Slide

Artículos / lidwoorden
- Is er iemand die weet welke lidwoorden er zijn in het Spaans?

- Hoe gebruiken we het lidwoord?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Reglas de artículos
  • In het Spaans hebben we dus mannelijke en vrouwelijke lidwoorden, daarnaast zijn er bepaalde lidwoorden en onbepaalde lidwoorden.
  • Meestal zijn de woorden die o een -O eindigen van het mannelijk geslacht en eindigend op een -A van het vrouwelijke geslacht.
  • Spaanse woorden die eindigen op -ión en op -dad zijn vaak vrouwelijk:
--> la canción (het lied), la universidad (de universiteit)
  • Cijfers en getallen zijn altijd mannelijk:
--> el uno (de een), el tres (de drie) y el diez (de tien)
  • Letters zijn altijd vrouwelijk
--> La a (de a), La i griega (de y)

Slide 9 - Slide

Artículos / lidwoorden
- Uitzonderingen op deze regel zijn: la foto, la moto, la mano y la radio. Omgekeerd zijn er ook uitzonderingen: el problema, el día, el programa, el avión y el aqua.

Tip--> Probeer de uitzonderingen uit het hoofd te leren en de andere lidwoorden naar de regels van eindigend op een a of een o in te schatten.

Slide 10 - Slide

Woorden die op -dad eindigen zijn mannelijk
Verdadero
Falso

Slide 11 - Poll

Barco
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 12 - Quiz

casa
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 13 - Quiz

Amigas
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 14 - Quiz

Oefening / Ejercicio
*Gebruik in de oefening de volgende lidwoorden: el, la , los y las.

  1. familias
  2. ciudad
  3. casa
  4. libros
  5. amigo
  6. aqua

Slide 15 - Slide

Palabras de pregunta / vraagwoorden
  • Om jezelf beter te kunnen uitdrukken is het handig om vragen te kunnen stellen . Vragen stellen in het Spaans is gelukkig vrij eenvoudig.
  • Als je twijfels hebt is het altijd handig om iets te kunnen vragen.
  • Wat zijn de vraagwoorden? --> filmpje


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

¿Qué?
¿Cómo?
¿Por qué?
¿Dónde? 
¿Quién? 
¿Cuál? 
¿Cuánto? 
¿Adónde? 
Wat? 
Hoe? 
Waarom? 
Waar? 
Wie? 
Welke? 
Waarheen? 
Hoeveel? 

Slide 18 - Drag question

Dónde betekent in het Nederlands?

Slide 19 - Open question

Cómo betekent in het Nederlands?

Slide 20 - Open question

Qué betekent in het Nederlands?
A
Wie
B
Welke
C
Waar
D
Wat

Slide 21 - Quiz

Quién betekent?
A
Wat
B
Waar
C
Wie
D
Hoe

Slide 22 - Quiz

Vraagzinnen in het spaans hebben aan het begin van de zin ook een vraagteken?
Verdadero
Falso

Slide 23 - Poll

Oefening / ejercicio
* Maak een vraag met de volgende vraagwoorden.

Dónde?
Qué?
Quién?
Cómo?

Tip - Gebruik de werkwoorden die we eerder hebben geoefend.

Slide 24 - Slide

Días de la semana / De dagen van de week
Los días de la semana - De dagen van de week

Fin de semana - weekend

Día - dag


De dagen van de week



Slide 25 - Slide

Lunes
Martes
Miércoles
Jueves
Viernes
Sábado
Domingo
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag

Slide 26 - Drag question

'Fin de semana' is weekend in het Spaans
Verdadero
Falso

Slide 27 - Poll

El verbo ''IR'' / het werkwoord ''IR''
* Is er iemand die weet wat het
werkwoord IR betekent?

Zo vervoeg je het 

Slide 28 - Slide

Wij gaan
A
voy
B
van
C
vamos
D
va

Slide 29 - Quiz

Ik ga
A
voy
B
vas
C
va
D
vamos

Slide 30 - Quiz

Meer oefeningen
--> Zoek op internet naar verschillende werkvormen

--> Gebruik verbuga.eu

Slide 31 - Slide

Familia y amigas
-Lees de tekst goed en maak eventueel aantekeningen

- Jullie krijgen 5/10 minuten om deze tekst de lezen

- Vervolgens zullen we de tekst samen bespreken

Slide 32 - Slide

Preguntas
1. Cuántas personas tiene la familia?
1 / 2 / 3 / 4

2. Cómo es la casa de la familia?
Grande / Fea / Bonita

3. Qué mascota (huisdier) tiene la familia? 
Un perro / un gato / un pájaro

Slide 33 - Slide

La próxima semana

  • Gaan we de werkwoorden estar en querer leren

  • Gaan we oefenen op de uitspraak

  • Bereiden we ons voor op de Speed-date

Slide 34 - Slide

Comentario / feedback
Wat kan de volgende keer beter?

Wat ging er goed deze les?

Slide 35 - Slide

El fin de la clase
Volgende week is de les fysiek.

De locatie word later bekend gemaakt.


Hasta la próxima

Slide 36 - Slide