Les 5

Thema Lichaam en Gezondheid
Les 5
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Thema Lichaam en Gezondheid
Les 5

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Oefening 1

1. Laat de afbeelding zien en stel vragen:
- Wat zie je op dit plaatje?
- Wanneer ga je ernaartoe?
- Heb je weleens in het ziekenhuis gelegen?
- Waarom?
2. Vertel eventueel over eigen ervaringen met het        ziekenhuis.

Slide 3 - Slide

Oefening 2

1. Neem de praatplaat erbij en wijs een specialist aan. Vraag wat ze         zien.
2. Noem het woord specialist als ze dokter of arts zeggen. Maak              duidelijk dat het wel een dokter is, maar een speciale dokter in             het ziekenhuis.
3. Er is voor gekozen om drie makkelijk herkenbare afdelingen aan         te bieden. Dit is zelf eventueel aan te passen.
4. Lees de tekst langzaam voor en laat de afbeelding van de oogarts      zien.
- De zoon van Samia kan niet goed zien.
- De huisarts schrijft een briefje voor de specialist.
- De zoon van Samia gaat naar de oogarts.
- De oogarts zit in het ziekenhuis.
- De oogarts controleert de ogen.
5. Vraag: Wat is het probleem van de zoon van Samia?
6. Vraag: Naar welke specialist gaat hij?

Slide 4 - Slide

7. Lees de volgende tekst voor en laat de afbeelding van de                        zwangere vrouw zien.

- Vera is zwanger.
- Ze is nu 6 maanden.
- Ze heeft een probleem.
- Daarom moet ze naar het ziekenhuis.
- Naar de gynaecoloog.
- Dat is een specialist voor vrouwen.
- Een vrouwenarts.

8. Vraag: Hoeveel maanden is Vera zwanger?

9. Vraag: Naar welke specialist gaat zij?

Slide 5 - Slide

10. Lees de volgende tekst voor.

- Pim is 85 jaar.
- Hij heeft een probleem met zijn hart.
- Hij gaat naar het ziekenhuis.
- Naar de specialist.
- De specialist controleert zijn hart.
- De specialist heet cardioloog.

11. Vraag: Wat is het probleem van Pim?

12. Vraag: Naar welke specialist gaat hij?

Slide 6 - Slide

Oefening 3

1. Laat de leerlingen werkblad 2 pakken.
2. Herhaal nog eenmaal de specialisten uit de                vorige oefening: cardioloog is een specialist            voor het hart. Oogarts is een specialist voor          de ogen. Gynaecoloog is een specialist voor          vrouwen.
3. Laat de leerlingen de plaatjes met de                            specialisten matchen.
4. Bespreek klassikaal na.
5. Geef aan dat er nog veel meer specialisten zijn in       het ziekenhuis.

Slide 7 - Slide

Oefening 4

1. Laat de leerlingen werkblad 3 erbij pakken.

2. Laat de leerlingen de eerste afspraak lezen. Vraag:
- Op welke dag is de afspraak van Han?
- Op welke datum is de afspraak?
- Hoe laat is de afspraak?
- Dus de afspraak is op vrijdag 1 juni om 10 uur. Zeg maar na.

3. Herhaal dit in willekeurige volgorde voor de andere personen.

4.Vraag daarna op een andere manier:
- Wie heeft een afspraak op dinsdag?

5. Herhaal in willekeurige volgorde.

6. Doe hetzelfde met de datums en de tijden.

7. Sterke leerlingen kun je eventueel in tweetallen laten werken.

Slide 8 - Slide

Oefening 5
1. Laat de afbeelding van de ambulance zien en vraag wat het is. Vraag of iemand er ervaring mee heeft.
2. Lees onderstaande tekst langzaam voor:
- Pim is thuis met zijn vrouw.
- Zijn zoon is op bezoek.
- Ze drinken koffie.
- Plotseling heeft Pim pijn.
- Pijn in zijn hart.
- Veel pijn.
- Pim kan niet goed ademen.
- Zijn zoon belt 112.
- De ambulance komt snel.
- Pim moet naar het ziekenhuis.
3. Vraag:
- Waar is Pim?
- Wie is bij Pim?
4. Lees nog een keer en vraag daarna:
- Wat is het probleem?
- Wat doet de zoon?
- Waar gaat Pim naartoe?

Slide 9 - Slide

5. Praat over 112 en geef het woord spoed aan de          leerlingen. Schrijf het op het bord.

Slide 10 - Slide

Oefening 6

1. Lees de eerste zin duidelijk voor.
2. Tel de woorden terwijl je meetelt op je vingers.        Laat de leerlingen meetellen.
3. Lees de zin nog een keer en laat de leerlingen          samen met jou de zin herhalen.
4. Laat de leerlingen de zin als klas (zonder jou)            herhalen.
5. Zeg de zin nog een keer in een sneller tempo.
6. Laat de leerlingen de zin nog een keer zeggen.
7. Spreek steeds sneller en kijk hoe snel de                    leerlingen kunnen.
8. Herhaal met de rest van de zinnen.
Zinnen
Met 112, wat kan ik voor u doen?
Met Jaap de Vries, mijn vader heeft pijn.
Waar heeft hij pijn?
Pijn in zijn hart.
Hoe oud is uw vader?
Hij is 85.
Wij sturen een ambulance.
Wat is uw adres?
Het adres is Boomstraat 2 in Alphen.
De ambulance komt eraan.
Hartelijk dank.

Slide 11 - Slide

Laat de leerlingen nu online les 5 maken op www.ncbstart.nl.

Slide 12 - Slide