Les 4.1 Energie

Les 4.1 Energie
1 / 40
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 4.1 Energie

Slide 1 - Slide

Planning
  • Nakijken les 4.4
  • Les 5.1 Energie en reactie
  • Maken opgaven
  • Nakijken opgaven 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 4.1 Energie
  • Je kunt uitleggen wat de wet van behoud van energie inhoudt.
  • Je kunt benoemen welke energieomzetting plaatsvindt tijdens een proces en/of chemische reactie.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een exotherme en een endotherme reactie.
  • Je kunt de begrippen reactiewarmte en activeringsenergie uitleggen en toepassen.
  • Je kunt de reactiewarmte en de activeringsenergie in een energiediagram weergeven.

Slide 3 - Slide

Wet van behoud van energie
  • Energieomzetting: de ene vorm van energie kan worden omgezet in één of meer andere energievormen.

Slide 4 - Slide

Wet van behoud van energie
  • Wet van behoud van energie: Energie kan worden omgezet, maar de totale hoeveelheid blijft gelijk. 
  • Alle stoffen bevatten chemische energie.
  • In chemische reacties vinden energieomzettingen plaats: 
  • - Warmte → temperatuur stijgt.
  • - Bewegingsenergie → arbeid wordt verricht.
  • - Elektrische energie → elektrische spanning.
  • - Stralingsenergie → licht wordt uitgestraald.
  • - Chemische energie

Slide 5 - Slide

energie-effecten
  • Energie-effect: Bij elke reactie komt energie vrij óf is energie nodig om de reactie te laten verlopen.
  • Dit komt door het verbreken en vormen van (atoom)bindingen:
  • - Verbreken van bindingen kost energie.
  • - Vormen van bindingen levert energie op.
  • De grootte van het energie-effect verschilt per reactie.

Slide 6 - Slide

Endotherme reacties: energie wordt opgenomen tijdens de reactie.
  • Voorbeeld: Fotosynthese → zonlicht levert energie om glucose en zuurstof te vormen.
  • Exotherme reacties: energie wordt afgestaan aan de omgeving.
    • Bij een exotherme reactie levert het vormen van bindingen méér energie op dan het verbreken kost..
    • Verbrandingsreacties zijn bijna altijd exotherm.

Slide 7 - Slide

energie-effecten
Verdampen: bindingen tussen moleculen worden verbroken → kost energie = endotherm proces
  • Voorbeeld: Blaas over natte handen → snelle verdamping onttrekt warmte → handen koelen af.
Condensatie: energie komt vrij. = exotherm proces
  • Fruittelers gebruiken dit om bloesem te beschermen bij late nachtvorst.

Slide 8 - Slide

Dit is een exotherme reactie
A
Pizza bakken
B
Magnesium verbranden

Slide 9 - Quiz

Welk proces is exotherm?
A
Het bakken van een ei
B
Het smelten van kaarsvet
C
Het verbranden van aardgas
D
Het koken van water

Slide 10 - Quiz

Wat is exotherm?
A
Er komt energie vrij
B
Heeft energie nodig

Slide 11 - Quiz

Exotherm of endotherm?
Fotosynthese
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 12 - Quiz

Een explosie is een exotherme reactie

A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

fotolyse is endotherm
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Welke reactie is endotherm?
A
Het stollen van ijs
B
Verbranding van papier
C
Condenseren van waterdamp
D
Het smelten van ijs

Slide 15 - Quiz

activeringsenergie
  • Niet alle reacties starten vanzelf, ook exotherme reacties niet.
  • Activeringsenergie (Eact) is de energie die nodig is om de beginstoffen in de geactiveerde toestand te brengen.
  • Voorbeeld: Aardgas verbrandt pas na een vonk of vlam, omdat er eerst activeringsenergie nodig is.
  • in de geactiveerde toestand hebben beginstoffen voldoende energie opgenomen om te kunnen reageren tot eindproducten

Slide 16 - Slide

activeringsenergie
Bij een exotherme reactie is minder energie nodig dan vrijkomt:


Bij een endotherme reactie is meer energie nodig dan vrijkomt:

Slide 17 - Slide

Energiediagram

  • Energiediagram: grafische weergave van het optredende energie-effect bij een chemische reactie. 
  • Het verloop van de reactie wordt van links naar rechts weergegeven:
  • - Beginstoffen staan links.
  • - Reactieproducten staan rechts.
  • Energiediagrammen zijn schematisch, er is geen schaalverdeling nodig.

Slide 18 - Slide

Energiediagram
reactiewarmte
  • ΔE: de reactiewarmte (Δ = ''delta'' = verschil)
  • Horizontale lijnen in het diagram tonen de energieniveaus van de beginstoffen en reactieproducten.
Het verschil in energieniveau is de reactiewarmte (ΔE):
  • ΔE wordt berekend als: 
  • Δ𝐸=𝐸reactieproducten−𝐸beginstoffen

Slide 19 - Slide

Energiediagram exotherme reactie
  • Beginstoffen hebben meer chemische energie dan reactieproducten.
  • ΔE < 0 → energie komt vrij (meestal als warmte).
  • Voorbeeld: verbranding van aardgas.

Slide 20 - Slide

Energiediagram endotherme reactie
  • Reactieproducten hebben meer chemische energie dan beginstoffen.
  • ΔE > 0 → energie wordt opgenomen.
  • Voorbeeld: alle ontledingsreacties

Slide 21 - Slide

Exotherme reactie
Δ𝐸=𝐸reactieproducten−𝐸beginstoffen = <0

Endotherme reactie
Δ𝐸=𝐸reactieproducten−𝐸beginstoffen = <0

Slide 22 - Slide

Endotherm of exotherm
A
Endotherm
B
Exotherm
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 23 - Quiz

Dit is energiediagram van een:
A
thermolyse
B
verbrandingsreactie

Slide 24 - Quiz

Is dit een
exotherme of endotherm
reactie?
A
endotherm want product staat lager
B
Exotherm want product staat lager
C
exotherm, het is een verbranding
D
endotherm, het is ontleding

Slide 25 - Quiz

Maken: 4 t/m 11 (vanaf blz 12)

Slide 26 - Slide

4
  • a) Chemische energie wordt omgezet in beweging, warmte en licht.
  • b) Lichtenergie wordt omgezet in chemische energie.
  • c) Elektrische energie wordt omgezet in chemische energie.
  • d) Chemische energie wordt omgezet in elektrische energie en vervolgens in licht en warmte.

Slide 27 - Slide

5a

Slide 28 - Slide

5a

Slide 29 - Slide

5b

Slide 30 - Slide

6
  • a) Endotherm. Deze chemische reactie treedt op onder invloed van licht. In het donker treedt deze reactie niet op. Er is dus voortdurend energie nodig om de reactie op gang te houden.
  • b) Endotherm. Dit is een faseovergang die optreedt wanneer water wordt verwarmd tot het kookpunt is bereikt. Als de warmtebron wordt uitgezet, stopt het koken. Er is dus voortdurend energie nodig om het proces op gang te houden.

Slide 31 - Slide

6
  • c) Exotherm. Bij de verbranding van aardgas komt energie vrij in de vorm van warmte en licht. Het vrijkomen van energie is kenmerkend voor een exotherme reactie.

Slide 32 - Slide

7
  • Exotherm proces: de temperatuur stijgt door het ontstaan van warmte tijdens het oplossen. 

Slide 33 - Slide

8
  • Als de huid koud gaat aanvoelen, komt dat omdat er warmte aan de huid wordt onttrokken. Deze warmte is nodig om de aceton te laten verdampen. Hierbij moeten de vanderwaalsbindingen tussen de acetonmoleculen worden verbroken en daar is energie in de vorm van warmte voor nodig. Bij endotherme processen is energie nodig, dus het verdampen van aceton is een endotherm proces.

Slide 34 - Slide

9
  • Bij dit natuurverschijnsel ontstaat energie in de vorm van licht. Het vrijkomen van energie is kenmerkend voor een exotherme reactie. Dus is bioluminescentie een exotherm proces.

Slide 35 - Slide

10
  • a) CH4(g) en O2(g)
  • b) CO2(g) en H2O(l)
  • c) CH4(g) + 2 O2(g) → CO2(g) + 2 H2O(l)
  • d) Exotherm: het energieniveau van de reactieproducten ligt lager dan het energieniveau van de beginstoffen. De hoeveelheid chemische energie is dus afgenomen.
  • e) Er is energie vrijgekomen.

Slide 36 - Slide

11a

Slide 37 - Slide

11a

Slide 38 - Slide

11
  • b)  Elektrische energie wordt omgezet in chemische energie.
  • c) De hoeveelheid energie die nodig is voor het verbreken van de atoombindingen in de moleculen van de beginstof water is groter dan de hoeveelheid energie die vrijkomt bij het vormen van de atoombindingen van de moleculen van de reactieproducten waterstof en zuurstof.
  • d) 

Slide 39 - Slide

11
  • e) Van de 100% chemische energie die erin gaat, wordt 60% omgezet in elektrische energie en 40% in warmte. In totaal komt er dus 60 + 40 = 100% energie uit de brandstofcel. En dat is gelijk aan de 100% die erin gaat.
  • f) Van de 100% chemische energie die erin gaat, wordt bij de brandstofcel veel meer energie omgezet in een nuttige energievorm (60%) dan bij de verbrandingsmotor (27%).

Slide 40 - Slide