Zinsontleding herhaling, oefenen en uitleg

2 vwo:

- herhalen zinsontleding

- uitleg voorzetselvoorwerp

- Herhalen zinsontleding H1 en H2

- Uitleg voorzetselvoorwerp

- Huiswerk

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2 vwo:

- herhalen zinsontleding

- uitleg voorzetselvoorwerp

- Herhalen zinsontleding H1 en H2

- Uitleg voorzetselvoorwerp

- Huiswerk

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

- Je kunt de zinsdelen werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling benoemen.

- Je kunt de bijvoeglijke bepaling en bijstelling benoemen.

- Je kunt het voorzetselvoorwerp in een zin benoemen.

Slide 2 - Slide

Wat weet je van
het wwg, ond, lv, mv en bwb?

Slide 3 - Mind map

Bijstelling of bijvoeglijke bepaling?
Mevrouw Van Vianen, lerares op Calvijn, is dol op hardlopen.
A
'Lerares op Calvijn' is een bijvoeglijke bepaling
B
'Lerares op Calvijn' is een bijstelling.

Slide 4 - Quiz

Wat is de bijvoeglijke bepaling?
De ijsblauwe zee in Noorwegen is bevroren.
A
'IJsblauwe' en 'in Noorwegen'
B
Bevroren
C
'IJsblauwe'
D
'In Noorwegen'

Slide 5 - Quiz

Wat weet je nog?

Maak opdracht 1 op bladzijde 120

(10 minuten).

Slide 6 - Slide

Opdracht 1 - blz. 120

1 voor een bepaalde tijd = bwb

2 ze = ond

3 deze dieren = ond

4 van slapen = bvb bij manier

5 hun hersenhelften = ond

6 een dutje = lv

7 een van de hersenhelften = ond

Slide 7 - Slide

Opdracht 1 - blz. 120

8  boven water = bwb

9 dan = bwb

10 ongeveer acht uur per dag = bwb

Slide 8 - Slide

Vul aan: informeren.... , twijfelen...., vertrouwen.....

Slide 9 - Open question

Kun je zelf een werkwoord bedenken
waar een vast voorzetsel bij hoort?

Slide 10 - Mind map

Wat is volgens jou het verschil (tip: vz)?
1 Vanmorgen wachtte ik op de fiets.
2 Je stemt toch op de VVD?

Slide 11 - Open question

Uitleg voorzetselvoorwerp

Een voorzetselvoorwerp (vzv):

- begint met een voorzetsel (in, op, tijdens, na etc.)

- het voorzetsel kun je (bijna niet) vervangen door een ander voorzetsel

- het voorzetsel hoort bij een vast werkwoord

- heeft vaak een figuurlijke betekenis

- kan geen plaats of tijd aangeven (dan is het een bwb)


Slide 12 - Slide

Verschil bwb en vzv

Hij wacht op zijn vriendin. - vzv

Hij wacht op de stoep. - bwb


Bij een bwb:

- geeft het voorzetsel een precieze plaats of tijd aan

- kun je het vaak vervangen door een ander voorzetsel



Slide 13 - Slide

Voorzetselvoorwerp of bijwoordeljke bepaling?
Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 14 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik reken op zijn hulp.
A
Op zijn hulp = vzv
B
Op zijn hulp = bwb

Slide 15 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij fietsen door Hardinxveld.
A
door Hardinxveld = vzv
B
door Hardinxveld = bwb

Slide 16 - Quiz

Huiswerk

Grammatica H3:

 opdracht 4, 5 en 6


Slide 17 - Slide