Clase 4.02 - mhv3 - primera persona irregular

Clase 4.02
Hacer (doen/maken):

Aprender (leren):
- los verbos con primera persona irregular
- vocabulario
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Clase 4.02
Hacer (doen/maken):

Aprender (leren):
- los verbos con primera persona irregular
- vocabulario

Slide 1 - Slide

Planificación: Hoy es ...
1. Reglas de la clase
5 min
2. Gramática: 1a persona irregular
10 min
3. Repaso: Pronombres personales + el presente de los verbos regulares
10 min
4. Blooket
10 min
5. ¡En marcha!
15 min
6. La próxima clase
5 min
Después de esta clase... (Na deze les...)
... has repasado los pronombres personales de sujeto.
... has repasado los verbos regulares en el presente.
... conoces los verbos con 1a persona irregular.

Slide 2 - Slide

Reglas de la clase
  1. Je telefoon is thuis of in de kluis.
  2. Bij binnenkomst op je plek zitten, jas uit en tas van tafel.
  3. Je hebt altijd je spullen mee: schrift, mapje, pen, opgeladen device.
  4. Als een ander praat, ben je stil en luister je.
  5. Wanneer de docente uitleg geeft, zijn jullie stil en maken jullie aantekeningen in je schrift.
  6. We lachen elkaar niet uit.
  7. Je ruimt pas op als de docent dat aangeeft.
  8. Heb je een les gemist? Vraag aan klasgenoten om aantekeningen, welke opdrachten in te halen...

Slide 3 - Slide

Toets inhalen / herkansen
In Daltonuur van mij (ma & wo)
- inhalen moet in week 1 gebeuren
- herkansen in week 1 & 2

Slide 4 - Slide

Gramática: primera persona irregular
Een paar werkwoorden hebben alleen in de eerste persoon (yo) een onregelmatigheid:
  • saber (weten) --> sé
  • dar (geven) --> doy
  • ver (kijken) --> veo
  • caber (passen) --> quepo
  • verbos en -ecer/-ocer/-ucir --> +zco.          Por ejemplo: parecer (lijken) --> parezco,
    conocer (kennen) --> conozco, traducir (vertalen) --> traduzco
  • hacer (doen,maken) --> hago
  • traer (brengen) --> traigo
  • poner ((neer)zetten) --> pongo
  • salir (vertrekken) --> salgo
  • caer (vallen) --> caigo
  • valer (kosten/waard zijn) --> valgo
  • estar (zich bevinden) --> estoy

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoorden / Pronombres personales
ik
jij
hij
zij (enkelvoud)
u (enkelvoud)
wij
jullie
zij (meervoud)
(meervoud)
nosotros/-as
ellos
yo
usted
vosotros/-as
ellas
ella
ustedes
él

Slide 6 - Drag question

-AR
-ER
-IR
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
Sleep de uitgangen naar de juiste plaats in de tabel.
-o
-o
-o
-amos
-emos
-imos
-a
-e
-e
-es
-es
-as
-áis
-éis
-is
-an
-en
-en

Slide 7 - Drag question

Yo ........... una canción.
A
cantar
B
canto

Slide 8 - Quiz

¿Qué música tú ...... más?
A
escuchas
B
escucháis

Slide 9 - Quiz

El autobús ...... en la calle Santiago.
A
para
B
paro

Slide 10 - Quiz

Mis padres y yo ...... en Betanzos.
A
vivo
B
vivimos

Slide 11 - Quiz

¿Vosotros ...... español?
A
hablamos
B
habláis

Slide 12 - Quiz

Susana y Álvaron...... por la casa de Merche.
A
pasáis
B
pasan

Slide 13 - Quiz

Encuesta
Vul deze vragenlijst in.

Klaar? Mapinhoud van clase 4.01

Slide 14 - Slide

La próxima clase
Vamos a ...
... aprender los verbos reflexivos.
... leer un texto.

Deberes:
- Magister.Learn doornemen: algemeen, clase 4.02
- aprender vocabulario
- los verbos con primera persona irregular
- werkbladen van clase 4.01 afmaken en in mapje stoppen + tekst inleveren

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Hasta la próxima clase
  • Stoel netjes aanschuiven.
  • Papieren van de grond / tafels. 

Slide 17 - Slide