H4 - week 14 - les 1, 2

H4 - Woche 14
1 / 49
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 49 slides, with text slides.

Items in this lesson

H4 - Woche 14

Slide 1 - Slide

Auf dem Tisch
Klaarleggen:
  • Arbeitsbuch + Fachbuch
  • Heft 
  • Stift

Slide 2 - Slide

Planung Stunde 1
Weißt du es noch? (5 Min.)
  • Steigerungsstufen

Vokabeln: (10 Min.)
  • K4 L2 + Aufgabe 15

    Hören: (15 Min.)
    • K4 L2 Aufgabe 20 

    Lesen: (10 Min.)
    • K4 L2 Aufgabe 21
      Ziele


          Du lernst neue Vokabeln und erweiterst deine Wortschatz. 

            Je kunt hoofdthema's en belangrijkste argumenten begrijpen in een reportage over vertrouwde onderwerpen. 



              Slide 3 - Slide

              Weißt du es noch? Steigerungsstufen
              Lees de zin en vertaal de woorden tussen haakjes. Gebruik de volgende woorden: billig – hübsch – oft – schön – teuer                                                             (UITlEG S.163)

              1. Diese Hose ist echt (duurder dan) diese.    _______________________________ 
              2. Der Rock ist (het goedkoopst).                        _______________________________
              3. Die Mädchen sind beide sehr (mooi).           _______________________________
              4. Die älteste Schwester ist (het knapst)         _______________________________
              5. Wollen wir uns (vaker) treffen?                         _______________________________
              ZEIT|: 3 MINUTEN

              Slide 4 - Slide

              Vokabeln - K4 L2 (D-N)
              Besprechen: K4 Lektion 2  N-D (S. 199)

              Machen: K4 L2 Aufgabe 15 (S.166)
              timer
              2:00

              Slide 5 - Slide

              Slide 6 - Slide

              Hören: Interview Berufe
              --> K4 L2 Aufgabe 20 (S.168)

              1. Fragen lesen + schwierige Wörter 
                 besprechen
                  (3 Min.)  

              2. Kreuze die richtigen Antworten 
                   während des Hörens an. 
                    (8 Min.) 

              Slide 7 - Slide

              Slide 8 - Slide

              Lesen: eSport: Die bestbezahlten Zocker 2015
              --> K4 L2 Aufgabe 21 (S.169)
              Selbstständig: Lesen und machen Aufgabe 21 (S.170)
              Zeit: 10 Minuten, danach besprechen 
              Fertig = lernen weektaak: Vokabeln K4 L1 & L2 (D-N)
              timer
              10:00

              Slide 9 - Slide

              Slide 10 - Slide

              Nächste Stunde
              Weißt du noch?

              Grammatik: wederkerend voornaamwoord + K4 Aufgabe 22, 23

              Toets Schreiben bekijken

              Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

              Slide 11 - Slide

              H4 - Woche 13 - Stunde 2

              Slide 12 - Slide

              Auf dem Tisch
              Klaarleggen:
              • Arbeitsbuch + Fachbuch
              • Heft 
              • Stift

              Slide 13 - Slide

              Planung Stunde 2

              Weißt du es noch? Vokabeln 
              (5 Min.)

              Grammatik: Reflexive Verben und Reflexivpronomen + Aufgabe 22, 23

              Toets Schreiben (H4duC) besprechen




              Ziele


                Je kunt wederkerende werkwoorden en voornaamwoorden in het Duits correct gebruiken. 

                Slide 14 - Slide

                Weißt du es noch? Vokabeln
                übersetze auf Niederländisch (ins Heft) 


                1. Nach den Wahlen vollzieht sich ein politischer Wandel. 
                2. Es ist furchtbar, was alles in einem Krieg passiert. 
                3. Ein Feuerwehrmann muss über eiserne Nerven verfügen.
                4. Sie möchte ihre persönlichen Daten im Internet löschen.
                5. Kannst du die Sache für und aufklären?
                6. Seine Einkünfte sind gestiegen. 
                timer
                2:00

                Slide 15 - Slide

                Grammatik: reflexive Verben und Pronomen
                (wederkerend werkwoord en voornaamwoord)
                Een wederkerend voornaamwoord is een werkwoord waarbij ‚zich‘ gebruikt wordt. Zowel in het Duits als het Nederlands komen deze werkwoorden regelmatig voor.

                Voorbeelden:
                • zich vergissen > ik vergis me      - Ich irre mich
                • zich verheugen > hij verheugt zich  - Er freut sich
                • zich interesseren > wij interesseren ons - Wir interessieren uns

                Slide 16 - Slide

                Wederkerende werkwoorden vervoegen
                Om de wederkerende werkwoorden te kunnen gebruiken, moet je een werkwoord kunnen vervoegen. Hoe ging dat ook alweer?

                --> Een werkwoord vervoegen:  stam + (fe) E – ST – T – EN – T – EN
                • stam = hele werkwoord (= infinitief) min -en/-n
                • kommen: komm-
                • arbeiten: arbeit-
                • regnen: regn-

                Slide 17 - Slide

                Slide 18 - Slide

                Grammatik: Reflexive Verben und Pronomen
                Machen: K4 L2 Aufgabe 22, 23 (S.171)

                Hilfsmittel: Arbeitsbuch und Fachbuch (4)

                Zeit: 10 Minuten, danach besprechen

                Fertig = Lernen weektaak
                • Lernliste K4 L1 & L2 (D-N)
                timer
                10:00

                Slide 19 - Slide

                Slide 20 - Slide

                Slide 21 - Slide

                Nächste Stunde
                Overhoren: K4 Lektion 2

                Vokabeln K4 L3

                Hören und Lesen 

                Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

                Slide 22 - Slide

                H4 - Woche 7 - Stunde 3

                Slide 23 - Slide

                Auf dem Tisch
                Klaarleggen:
                • Arbeitsbuch + Fachbuch
                • Heft 
                • Stift

                Slide 24 - Slide

                Planung Stunde 2

                Grammatik: Adverbien und Konjunktionen + K3 L5 Aufgabe 55, 56, 67 (S.136)








                Ziele


                  Je kunt de bijwoorden en voegwoorden correct gebruiken. 

                  Slide 25 - Slide

                  Konjuktionen (voegwoorden) .....

                  • Verbinden zinsdelen, zinnen en woorden met elkaar. 
                  • Onderschikkend = hoofdzin + bijzin
                  • Nevenschikkend = hoofdzin + hoofdzin  

                  Slide 26 - Slide

                  Adverbien (bijwoorden) sind....
                  • woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of (soms) een zelfstandig naamwoord nader bepalen. 
                  • -> geven meer informatie  

                  Slide 27 - Slide

                  wanneer
                  • wann --> als het om tijd gaat
                  • wenn --> als het om een voorwaarde gaat 

                  Slide 28 - Slide

                  Toen
                  • als --> op een specifiek moment
                  • damals --> in de betekenis van "vroeger" 

                  Slide 29 - Slide

                  Of
                  • oder --> een keuze uit twee alternatieven.
                  • ob --> geen keuze uit twee of meer alternatieven
                  • entweder ... oder --> het een of het ander (of... of...)

                  Slide 30 - Slide

                  anders 
                  • anders --> op een andere manier
                  • sonst --> in andere gevallen 

                  Slide 31 - Slide

                  omdat, want
                  omdat = weil (onderschikkend)
                  want = denn (nevenschikkend) 

                  Slide 32 - Slide

                  terwijl, tijdens = während (+ 2e)
                  Während der Pause essen wir Brot.
                  Der Lehrer unterrichtet, während seiner Frau kocht. 

                  Slide 33 - Slide

                  dat
                  • das = het --> als lidwoord (onzijdig)
                  • das = dat --> als betrekkelijk voornaamwoord; het slaat terug op een onzijdig zelfstandig naamwoord. 
                  • dass = dat --> voegwoord (slaat niet terug op een zelfstandig naamwoord) 

                  Slide 34 - Slide

                  maar
                        maar
                  • aber --> bij een beperking
                  • sondern --> bij een tegenstellig na een ontkenning
                  • nur --> in de betekenis van 'slechts'
                    niet alleen ... maar ook
                  • nicht nur ... sondern auch --> bij een toevoeging

                  Slide 35 - Slide

                  dan
                  • dann --> daarna, dan, in dat geval (voorwaarde, volgorde verwijzing naar tijd, kan beklemtoond worden) 
                  • denn --> dan toch (altijd zonder klemtoon)

                  Slide 36 - Slide

                  helemaal
                  • gar / überhaupt --> in combinatie met een ontkennend woord.
                  • ganz --> in andere gevallen.  

                  Slide 37 - Slide

                  noch ... noch
                  • weder ... noch
                    Mein Bruder hat weder den Tisch gedeckt noch gestaubsaugt.  

                  Slide 38 - Slide

                  Grammatik: Adverbien & Konjunktionen
                  Machen: K3. Lek. 5 Aufgabe 55, 56, 57  (S.137)

                  Hilfsmittel: Grammatik (Vakboekje) Paragraf 33 & Wörterbuch N-D

                  Zeit: 20 Minuten, danach besprechen

                  Fertig = Lernen Vokabeln Lektion 4

                  Schwierig?= Aufgaben zusammen mit Lehrerin machen
                  timer
                  20:00

                  Slide 39 - Slide

                  Nächste Stunde
                  Cito Videoteil 3

                  Lesen: K3 L5 54



                  Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

                  Slide 40 - Slide

                  H4 - Woche 7 - Stunde 4

                  Slide 41 - Slide

                  Planung Stunde 2

                  Besprechen: Adverbien und Konjunktionen Aufgabe 56, 57, 58 (S.136)
                  (15 Min.)

                  Hören & Sehen: Cito Videoteil 3
                  (10 Min.) 

                  Lesen: Examentexte K3 L7 67, 68
                  (15 Min.)





                  Ziele



                    Je kunt de bijwoorden en voegwoorden correct gebruiken. 

                    Je kunt een Duitse reportage begrijpen. 

                    Je kunt informatie begrijpen in folders en brochures. 

                    Slide 42 - Slide

                    Slide 43 - Slide

                    Slide 44 - Slide

                    Slide 45 - Slide

                    Hören: Cito VMBO TL (H4duA)
                    Vorbereitung H4duA Hören

                    1. Lies zuerst die Fragen (Videoteil 3)  Antworten und markiere wichtige Wörter. 

                    2. Hör dir die Fragmente an und wähle in der Pause die richtige Antwort. Lies auch
                        die nächste Frage nochmal. 

                    (Zeit: 10 Min.)

                    Slide 46 - Slide

                    Lesen: Contractubex
                    --> K3 L7 Aufgabe 67, 68 (S.146)
                    Gemeinsam: Text + Layout + Aufgabe 67, 68 besprechen

                    Selbstständig: Lesen + Aufgabe 67, 68
                    Hilfsmittel: Wörterbuch D-N
                    Zeit: 10 Min. 

                    Fertig = Lernen weektaak K3 L4 D-N

                    Slide 47 - Slide

                    Slide 48 - Slide

                    Nächste Stunde
                    Overhoren: K3 L3 N-D Vokabeln

                    Toets H4duA CITO kijk-en luistertoets (AUDIO)




                    Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

                    Slide 49 - Slide