Verwijswoorden

Doel
  • Je weet wat de bron, alinea's en verwijswoorden zijn.
  • Je kunt verwijswoorden herkennen in een tekst.

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doel
  • Je weet wat de bron, alinea's en verwijswoorden zijn.
  • Je kunt verwijswoorden herkennen in een tekst.

Slide 1 - Slide

Deze les
- (samen) lezen tekst Nieuwsbegrip week 14
- LessonUp vragen maken bij de tekst
- leren over verwijswoorden
- Oefeningen bij de Nieuwsbegrip tekst 
- Quizlet Blok 6 Lees Mee
-afmaken blok 6 

Slide 2 - Slide

Samen Lezen
Lees samen de tekst die je hebt gekregen 
'Hoe meer schimmels, hoe beter?'

timer
10:00

Slide 3 - Slide

waar vind ik de bron van de tekst?
A
In de titel
B
In de tekst
C
Onderaan de tekst
D
Bij de plaatjes

Slide 4 - Quiz

Hoeveel bronnen zijn er bij deze teskt?

Slide 5 - Open question

Noem twee bronnen

Slide 6 - Open question

Hoeveel alinea's heeft de tekst?

Slide 7 - Open question

Wat is het derde kopje in de tekst?

Slide 8 - Open question

Wat zijn de laatste 3 woorden van de inleiding?

Slide 9 - Open question

is de inleiding een alinea?
A
Ja, altijd de eerste alinea
B
Nee, het hoort er niet bij
C
Soms wel
D
Ja, het is het laatste stukje tekst

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp van de twee teksten?

Slide 11 - Open question

Zijn schimmels in huis slecht?
A
Nee, het hoort erbij
B
Voor sommige mensen
C
Ja, het is goed voor je
D
Ja, het is ongezond

Slide 12 - Quiz

Wat is het tekstdoel van de twee teksten?

Slide 13 - Open question

Wat is de bron van tekst 2

Slide 14 - Mind map

Verwijswoorden
  • Verwijswoorden

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Signaalwoord
Verwijswoord
echter
bovendien
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 19 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 20 - Drag question

Heb je het idee dat je met behulp van de Leesvaardigheid lessen goed voorbereid bent op de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Zelfstandig werken 2Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Startopdracht blz. 118, klassikaal maken.
Maken: opdracht 1, 2, 3 op blz. 119.


Hoe
opdracht 1 en 2 en 3 in alleen en in stilte maken.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 22 - Slide

Zelfstandig werken 2Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Maken: opdracht 4 t/m 10 op blz. 120-121.


Hoe
Je mag samenwerken.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 23 - Slide