Engels 20/12
1 / 34
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Engels is leuk
Ja!
NEE!
Slide 2 - Poll
Ik merk dat ik al best veel Engelse woorden ken.
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Cloudy
A
Koud
B
Bewolkt
C
Regenachtig
D
Berg
Slide 4 - Quiz
France
A
Spanje
B
Engeland
C
Frankrijk
D
Turkije
Slide 5 - Quiz
Amusement Park
A
Strand
B
Park
C
Pretpark
D
markt
Slide 6 - Quiz
It is rainy.
A
het is zonnig
B
het is bewolkt
C
het is koud
D
het is regenachtig
Slide 7 - Quiz
you can walk on the beach
A
je kunt op het strand wandelen
B
je kunt op de markt wandelen
C
je kunt in de zee zwemmen
D
je kunt op de berg wandelen
Slide 8 - Quiz
crazy
A
bellen
B
gek
C
stelen
D
dief
Slide 9 - Quiz
maybe
A
naam
B
nummer
C
ontmoeten
D
misschien
Slide 10 - Quiz
steal
A
bellen
B
stelen
C
dief
D
proberen
Slide 11 - Quiz
four
A
2
B
4
C
6
D
8
Slide 12 - Quiz
zero
A
3
B
5
C
7
D
0
Slide 13 - Quiz
famous
A
de beste
B
mensen
C
land
D
beroemd
Slide 14 - Quiz
I cannot play the guitar.
A
ik kan gitaar spelen
B
ik kan niet gitaar spelen
C
kun jij zingen?
D
kun jij gitaar spelen?
Slide 15 - Quiz
That's amazing
A
Dat is geweldig
B
Dat is slecht
C
Dat is vreemd
D
Dat is bijzonder
Slide 16 - Quiz
Champion
A
kampioen
B
held
C
verslaan
D
beroemd
Slide 17 - Quiz
lucky
A
geluk
B
slot
C
sleutel
D
gum
Slide 18 - Quiz
holiday
A
strand
B
vliegen
C
helden
D
vakantie
Slide 19 - Quiz
Wat is 'leeftijd' in het Engels?
A
Fourteen
B
Lifetime
C
Old
D
Age
Slide 20 - Quiz
Wat is een cousin?
A
Neef
B
Oom
C
Tante
D
Nicht
Slide 21 - Quiz
Wie is getrouwd met mijn tante?
A
Mother
B
Sister
C
Uncle
D
Nephew
Slide 22 - Quiz
I am almost fourteen years old.
A
Ik ben veertien jaar oud
B
Ik ben bijna veertien jaar oud
C
Ik ben dertien jaar oud
D
Ik ben bijna vijftien jaar oud
Slide 23 - Quiz
She is younger than I am.
A
Hij is ouder dan ik
B
Zij is ouder dan ik
C
Zij is jonger dan ik
D
Wij zijn even oud
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Video
Wat zegt ze?
A
Waar is de supermarkt?
B
Sorry, ik ben je naam vergeten. Jij bent....?
C
Ik ben mijn naam vergeten, wie ben ik?
D
Wie ben jij
?
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Video
Wat zegt ze?
A
Mag ik naar de wc?
B
Hoe oud ben je?
C
Hoe laat gaat de trein?
D
Mag ik de rekening?
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Video
Wat zegt ze?
A
Hoeveel kost dit?
B
Waar ga je heen?
C
Kan ik dit passen?
D
Mag ik de rekening?
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Video
Wat zegt ze?
A
Mag ik de rekening?
B
Hier mag je niet zo snel rijden.
C
Kun je sneller praten?
D
Kun je iets langzamer praten?
Slide 32 - Quiz
Waar spreken ze Engels?
Hier spreken ze wel Engels.
Hier spreken ze geen Engels.
Ierland
Verenigde Staten
China
Australië
Frankrijk
India
Schotland
Duitsland
