Les 20: Voltooid/onvoltooid

Spelling
Voltooid of onvoltooid

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
Laptop in tas
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Spelling
Voltooid of onvoltooid

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
Laptop in tas

Slide 1 - Slide

Programma:
  • Uitleg grammatica lastig te benoemen woorden

  • Z.s.

  • Nakijken opdrachten

  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Vorige les:
Spellingstoets -> cijfers zet ik morgenmiddag op som. 

Slide 3 - Slide

Vorige les:
Boekopdracht benoemd.

Volgende week maandag boek mee op niveau. (Zie mediatheek school)

Planning qua opdrachten worden herzien

Slide 4 - Slide

Kunnen/kennen
  • Voltooid/onvoltooide deelwoorden spellen

Slide 5 - Slide

Voltooid/
onvoltooid
Voltooid = een handeling is afgerond

Onvoltooid = een handeling is bezig/moet nog worden afgerond

Slide 6 - Slide

Voltooid Deelwoord
Het voltooid deelwoord maakt meestal deel uit van het gezegde.

Slide 7 - Slide

Het gezegde
Is een zinsdeel wat aangeeft welke handeling centraal staat.

(wie of wat het onderwerp is of doet.)

Slide 8 - Slide

Voltooid Deelwoord
Het voltooid deelwoord maakt meestal deel uit van het gezegde.

In de maand september heeft het meer geregend dan in augustus.

Mijn nieuwe shirts waren in de was gekrompen.

In deze vijver wordt alleen gevist door leden van de vereniging.

Slide 9 - Slide

Voltooid Deelwoord
Het voltooid deelwoord maakt meestal deel uit van het gezegde.

In de maand september heeft het meer geregend dan in augustus.

Mijn nieuwe shirts waren in de was gekrompen.

In deze vijver wordt alleen gevist door leden van de vereniging.

Slide 10 - Slide

Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont- en eindigt op –d, -t of –en.

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op d of t.

Slide 11 - Slide

Zwakke werkwoorden
Bij de zwakke werkwoorden wordt achter de stam van het werkwoord (het hele werkwoord zonder de uitgang -en) in de verleden tijd de uitgang -de of -te geplaatst.

werken - werkte
kleien - kleide
reizen - reisde

Deze veranderen dus niet mee in de tijd.

Slide 12 - Slide

De stam
De stam is het hele werkwoord -en.


- Worden - en = word
- houden -en = houd
- draaien-en is draai

Slide 13 - Slide

Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont- en eindigt op –d, -t of –en.

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op d of t.

De juiste letter -> 't (e) x - f(o)ksch(aa)p

Staat de laatste letter van de stam er wel in
-> dan een t, anders een d

Slide 14 - Slide

Onvoltooid deelwoord:
Wordt gespeld als het hele werkwoord + D.

Slide 15 - Slide

Aan de slag met:
  • Blz. 258 - 259 Opdracht 1 t/m 5

Hoe? Per boek

Vragen:
Ik loop door door het lokaal. Vragen mag je alleen stellen als ik bij je ben.

Wat te doen als je wacht/klaar bent:

Blz. 256 - 257 opdracht 1 t/m 7

Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
1:00

Slide 16 - Slide

Nakijken

Slide 17 - Slide

Samenvatten Opdrachten

Slide 18 - Slide

Je kan nu:
  • Voltooid/onvoltooid op de juiste wijze spellen.

Op schaal van één tot vijf, hoe goed denk jij het leerdoel te hebben behaald. Eén betekent helemaal niet. Bij vijf beheers je de leerstof perfect!

Slide 19 - Slide

Na vandaag:
  • Kan jij één ding benoemen, die je nog niet wist, maar vandaag hebt geleerd?

Slide 20 - Slide

De volgende les:
Volgende week maandag een nieuw boek meenemen naar de les.

Slide 21 - Slide