Start chapter 3 1KGT

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

CHAPTER 3 = FOOD TALK

FOOD TALK

food/drinks

Do you know the Dutch word?

Kies het juiste antwoord...

a dish

1. afwasborstel
2. gerecht
3. afwas
4. bord

whipped cream

1. koffiemelk
2. room
3. slagroom
4. boter

butcher

1. slager
2. voorgerecht
3. bakker
4. staafmixer

cart

1. winkelwagentje
2. menukaart
3. kraampje
4. kaart

garlic

1. knoflook
2. gember
3. nootmuskaat
4. zout

pork

1. veel
2. varkensvlees
3. pot
4. pollepel

dough

1. bakpoeder
2. meel
3. gist
4. deeg

porridge

1. pap
2. vla
3. muesli
4. cornflakes

cinnamon

1. zoet broodje
2. kaneel
3. sinaasappel
4. ontbijtgranen

spring onions

1. pitten
2. spruiten
3. salade
4. lente uitjes

dairy

1. druiven
2. kaas
3. zuivel
4. vies

cutlery

1. kaasschaaf
2. bestek
3. servetten
4. wisselgeld

Dit hoofdstuk leer je meer over...

• Eten/drinken, boodschappen, hoeveelheden en verpakkingen.
• Omschrijven wat je eet  (smaken/proeven)
• Eten kopen en dingen vragen als je aan tafel zit
• Some and any
• Meervoud
• Aanwijzende voornaamwoorden (this, that, these, those)

Final Exercise

Write down your favorite dish. 

what is the dish called? 

what are the ingredients? 

How often do you eat? 

Is it easy to make? 

 which country is the dish originated from?