13. EXAMENVOORBEREIDING 2 - LA ROPA

1 / 43
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

JAS UIT
cuelga la chaqueta
KOPTELEFOON IN JE RUGZAK
los auriculares en la mochila
TELEFOON IN JE RUGTAS
El teléfono en la bolsa/mochila
IK HEB MIJN SCHOOLMATERIAAL KLAAR
Tengo el material escolar preparado
IK HEB MIJN LAPTOP IN DE RUGTAS
tengo el laptop en la mochila
RUGTAS/TAS OP DE GROND
la bolsa en el suelo

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • "llevar" gebruiken - gebruik van: te recomiendo...
  • je leert meer over kledingstukken
  • OEFENTOETS voorbereiden

Slide 3 - Slide

Niet meer dan 7€!

Slide 4 - Slide

No me gusta
Me gusta

Slide 5 - Slide

ONLINE
1. RECAP: tener, hay, estar
2. overzicht kleding vocab + llevar 5min
3. luisteren 8min
4. je tekst af - versie voor je 
versie voor me - feedback

Slide 6 - Slide

LIBRETA
schrift
BOLÍGRAFO

Slide 7 - Slide

HAY
Wat wordt er met HAY bedoeld?
HAY betekent ER IS of ER ZIJN.

Het hoeft NIET vervoegd te worden
Er is geen yo Hay, tú hay etc. 

Wanneer je NO schrijft voor HAY, staat er NO HAY (logisch!)
Je zegt dan : Er is niet/ geen of er zijn niet /geen.

Slide 8 - Slide

Estar
waar 
(ligging van een persoon, ding of gebouw) 
Juan ESTÁ en el museo.

El museo ESTÁ en Amsterdam.
Hoe 
(tijdelijke eigenschappen, gevoelens)
Juan ESTÁ aburrido.

Juan ESTÁ mareado.

Slide 9 - Slide

Tener
Tener = hebben

Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen
1. Yo (tener) _______ 14 años.
2. Mi amiga (tener) _______ 3 gatos.
3. Juan (tener) _______ muchos amigos.
4. Ana y Esther (tener) _________ dos bolis

Slide 10 - Slide

UITZONDERING ONLINE

Slide 11 - Slide

OFFLINE
1. RECAP: tener, hay, estar
2. overzicht kleding vocab + llevar 10min
3. luisteren 8min
4. je tekst af - versie voor je 
versie voor me - feedback

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Vandaag gaan we aan de slag met onze tekst. 
Necesitas:
- la libreta
Zet hem op tafel
Ponla en la mesa

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

timer
6:00

Slide 16 - Slide

  1. pet
  2. larzen
  3. jas
  4. handschoenen
  5. hemd

  6. rok
  7. jurk
  8. jas
  9. sjaal

  10. zwemshorts
  11. sandalen
  12. slipjes
  13. high heels
  14. onderbroeken
  15. uniform

  16. sokken
  17. zonbril
21. flip flops
22. muts
23. t-shirt
24. "
25. " 
26. jeans
27. sneakers
timer
4:00

Slide 17 - Slide

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11
13
19
14
15
16
18
17
20
22
21
23
24
25
26
27
12

Slide 18 - Slide

la camisa
los guantes
los pantalones

los zapatos

las zapatillas de deporte
el pullover
el gorro
El abrigo

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Video

OFFLINE
1. RECAP: tener, hay, estar
2. overzicht kleding vocab + llevar 5min
3. luisteren 8min
4. je tekst af - versie voor je 
versie voor me - feedback

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Llevar Meenemen - dragen - (bevatten)
HOE BEVEL JE IETS AAN?
(te) recomiendo llevar...

Slide 23 - Slide

Recomiendo llevar + kledingstuk + Bijvoeglijke naamw
ik draag
llevo
jij draagt
llevas
hij/zij draagt
lleva
wij dragen
llevamos
julllie dragen
lleváis
zij dragen
llevan
een t-shirt
una camiseta
een overhemd
una camisa
een broek
unos pantalones
een spijkerbroek
unos vaqueros
een jas
una chaqueta
een jurk
un vestido
een rok
una falda
ligero/a = licht
casual/casuales
moderno/a
elegante/s
cómodo/a = comfortabel
chic
caro/a = duur
barato/a = goedkoop
TOETS: recomiendo llevar

Slide 24 - Slide

OFFLINE
1. RECAP: tener, hay, estar
2. overzicht kleding vocab + llevar 5min
3. luisteren/blooket 8min
4. je tekst af - versie voor je 
versie voor me - feedback

Slide 25 - Slide

Wie wordt er in dit fragment NIET beschreven? 
                               A                B                C

Instrucción
Schrijf in je schrift A, B of C
¿A quién no se menciona?

Slide 26 - Slide

WIE WORDT BESCHREVEN?
LEVÁNTATE - KIJK NAAR ELKAAR
1 jongen
1 meisje

WIE IS HET?

Slide 27 - Slide

OFFLINE
1. RECAP: tener, hay, estar
2. overzicht kleding vocab + llevar 5min
3. luisteren 8min
4. je tekst af - versie voor je 
versie voor me - feedback

Slide 28 - Slide

HUISWERK: EXAMENGIDS
******NU DOEN*****
Doe deel 3&4 van je tekst. Highlights beschrijven met puedes + [activiteit heel werkwoord]
toevoegen: waar? - benoem 3 activiteiten 
je gebruikt recomiendo llevar + kleding
KLAAR? - JE MAG ONLINE GAAN OM EEN BLOKKET TE SPELEN

Slide 29 - Slide

KLAAR?
P. 1 en 2 invullen

TOETSGIDS

Slide 30 - Slide

Bhutan: actividades y ropa
En Bhutan hay una atracción muy interesante: el nido del tigre. Puedes caminar por la montaña. Te recomiendo llevar botas cómodas (comfortabel) y chaqueta porque a menudo hace frío. En verano te recomiendo llevar chaqueta y en invierno abrigo, gorra y bufanda

Slide 31 - Slide

1: ¿Qué ropa puedo llevar en invierno?
2: ¿qué ropa puedo llevar en verano?
3: ¿qué ropa puedo llevar a la playa?
4: ¿Qué ropa puedo llevar a la montaña?
EXIT TICKET, beantwoord met te recomiendo llevar + un/una [kledingstuk]

Slide 32 - Slide

La ropa
¡Escúchame!
normalmente 
llevo:
un jersey
un vestido
una falda
una gorra
una camisa
una camiseta
una sudadera
unos vaqueros
unos pantalones
unos zapatos
unas botas
unas zapatillas de deporte

Slide 33 - Slide

La ropa
¡Escúchame!
normalmente 
llevo:
1.
2.
3. 
4. 
5. 
6. 
un jersey
un vestido
una falda
una gorra
una camisa
una camiseta
una sudadera
unos vaqueros
unos pantalones
unos zapatos
unas botas
unas zapatillas de deporte

Slide 34 - Slide

La ropa
¡Escúchame!
normalmente 
llevo:
doc

Slide 35 - Slide

La ropa
¡Escúchame!
normalmente 
llevo:
Tekst
1.f, h
2. 
3. 
4. 
5. 
6.

Slide 36 - Slide

La ropa - respuestas
¡Escúchame!
normalmente 
llevo:
1.f, h
2. a, c
3. d, g
4. b, k
5. l
6. e, i

Slide 37 - Slide

Opdracht

❏ Verzin een wervende titel (bijv. “¡Descubre la mágica Sevilla!”).
❏ Noem duidelijk je bestemming (land/stad/plek + korte locatie-aanduiding).
❏ Beschrijf minstens 3 highlights (monumenten, natuur, klimaat, gastronomie…)

bevel kleding aan...    = en invierno recomiendo llevar
                                      en verano recomiendo llevar...

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

¿Cómo funciona el verbo "ir"?
  1. Betekenis
  2. Vervoeging

Slide 40 - Slide

Ir (gaan) TB p. 37
vais

Slide 41 - Slide

Sleep de juiste vorm van 'ir' naar het juiste doel.
Stacy y Fiene _____ (ir) a escuchar música.
Rick y yo______(ir) al cine
¿Tú________ (ir-tú) a casa en coche?
Yo _______ (ir) a la peluquería
¿Lisa y tú _____(ir - vosotros) de vacaciones a Francia?
van
vamos
vas
voy
vais

Slide 42 - Drag question

Slide 43 - Slide