Spookjes les 6: Sprookjes Kijken&Luisteren

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Ik zit klaar voor de les:

• Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  
• Mijn telefoon zit in de telefoontas
• Mijn oortjes zitten in mijn tas.
  
• Mijn jas hangt aan de kapstok.
  
• Ik heb geen pet of capuchon op.
  
• Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
  

Spookjes les 6: Sprookjes Kijken&Luisteren

Deze les:

• Terugblik
• Huiswerk bespreken
• Instructie
• Opdrachten maken
• Evalueren hoe de les ging

Terugblik:

Schriftelijke overhoring over woordsoorten

Terugblik:

Wat weet je nog van de vorige les over werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden?

Wat zijn werkwoorden?

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

Welk(e) bijvoeglijke naamwoorden staat in deze zin:

Wie lust de rode limonade die op de houten tafel staat niet ?

Welk(e) werkwoorden staat in deze zin:

Wie lust de rode limonade die op de houten tafel staat niet ?

Welk(e) bijvoeglijke naamwoorden staat in deze zin:

Bianca kocht een leren jasje in het kleine winkeltje op de hoek.

Welk werkwoorden staat in deze zin:

Bianca kocht een leren jasje in het kleine winkeltje op de hoek.

Huiswerk nakijken

Zijn er nog vragen over het huiswerk? 

Kijk het werkblad na

Lesdoel:

Ik weet/kan:

• wat de vijf kenmerken van sprookjes zijn

Sprookjes hebben een reeks algemene kenmerken:

• In sprookjes zit fantasie en magie
  
• Sprookjes zijn gemakkelijk en eenvoudige verhalen
  
• De hoofdpersonen zijn ‘goed’ of ‘slecht’ en hebben vooral ‘goede’ of ‘slechte’ eigenschappen
  
• Het verhaal is in de directe rede: dat betekent een letterlijke weergave van iemands woorden (vb: ‘Ik ga nu op pad met mijn mandje’, zei Roodkapje. En niet: Roodpakje zei dat ze op weg ging met haar mandje)
  
• Het sprookje heeft een moraal/ wijze les
  

Vragen om jezelf te stellen bij de sprookjes die we zo gaan kijken, zijn:

• Wie?
  
• Waar?
  
• Wanneer?
  
• Wat?
  
• Waarom?
  
• Hoe?

Wie zijn de twee hoofdpersonen?

Welke goede eigenschap heeft Dick?

1. Slim
2. Betrouwbaar
3. Vriendelijk
4. Tevreden

Weet je waar het sprookje zich afspeelt?

1. Ja
2. Nee

Wanneer speelde het sprookje af?

1. Er was eens...
2. Op een dag....
3. Lang geleden ....
4. In de middeleeuwen ...

Wat gebeurt er dan? 

Sleep naar de goede plek

Dick is verdrietig omdat hij wordt uitgelachen om zijn korte benen

Dick gaat op pad en ontmoet een verdrietige soldaat omdat hij bang is dat hij geen jam krijgt op zijn boterham van de prins

Hendrik de soldaat heeft een paard nodig met korte poten zodat hij zijn helm niet meer stoot aan de poort

Dick wordt het paard van Hendrik en de volgende dag zijn is Hendrik de enige soldaat zonder extra deuk in zijn helm. Hij krijgt een nieuwe helm en jam op zijn boterham. Dick krijgt een nieuw hoofdstel

Wat is het moraal (de wijze les) van
dit sprookje?

Wie is de hoofdpersoon?

Welke gevoelens heeft hij?

1. Vrolijk
2. Verdrietig
3. Eenzaam
4. Boos

Waarom is Piet Plezier verdrietig en eenzaam?

1. Hij is zijn soortgenoten kwijt
2. Hij heeft te weinig te eten
3. Hij kan niet meer lachen
4. Hij heeft niemand om mee te praten

Waar speelt het sprookje zich af?

Welke oplossing stelt de vis voor?

Wat is de consequentie van de oplossing voor Piet Plezier?

Wat is het moraal (de wijze les)
van dit sprookje?

1. Vrienden zijn belangrijker dan eten
2. Anders zijn is niet erg
3. Soms moet je keuzes maken
4. Je kunt niet alles hebben

Wie zijn de twee hoofdpersonen?

Roodkapje is 'goed'. Aan welke kenmerken herken je dat?

1. Vrolijk
2. Nieuwsgierig
3. Lief
4. Zorgzaam

De wolf is de 'slechte persoon'. Aan welke kenmerken herken je dat?

1. Boos
2. Sluw
3. Oneerlijk
4. Lui

Waar speelt het verhaal zich af?

Wanneer speelt het verhaal zich af?

Waarom gaat Roodkapje op pad naar oma?

Wat gebeurt er dan? 

Sleep naar de goede plek

Roodkapje komt de wolf tegen en gaat van het pad af om bloemen te plukke

De wolf gaat naar het huisje van oma en eet oma en Roodkapje op

De jager bezoekt oma en snijdr de buik van de wolf open. Oma en Roodpakje worden bevrijd

De wolf valt in de waterput door de stenen in zijn buik en verdrinkt

Wat is het moraal (de wijze les) van
dit sprookje?

Evaluatie:

1. Wat was het lesdoel?
2. Hoe ging het vandaag?
3. Wat heb je vandaag geleerd?

Huiswerk:

Maak opdrachten

Opdracht:

In tweetallen ga en een sprookje schrijven.

Vandaag ga je de eerste voorbereidingen doen. 

Bedenk samen:

1. De hoofdpersonen (goed en slecht persoon).
2. De eigenschappen van de hoofdpersonen.
3. Hoe begint het sprookje?
   
4. Hoe eindigt het sprookje?
5. Wat is het moraal/ de wijze les?
6. Gebruik: wie - waar - wanneer - wat - waarom - hoe.
7. Vul deze gegevens in op het huiswerkblad in ELO

START!