3: LZ 1 - H4

Wat gaan we doen? 


* Herhaling hoofdstuk 1 t/m 3 
* Uitleg over hoofdstuk 4
* Bezig met je huiswerk
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen? 


* Herhaling hoofdstuk 1 t/m 3 
* Uitleg over hoofdstuk 4
* Bezig met je huiswerk

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Herhaling hoofdstuk 1 t/m 3
We gaan de theorie herhalen over:
  • Kernzinnen
  • Hoofdgedachte
  • Tekstdoelen
  • Tekstverbanden

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De belangrijkste zin van een alinea noem je ook wel:
A
de hoofdgedachte
B
het onderwerp
C
de kernzin
D
de hoofdzin

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

De belangrijkste zin uit de hele tekst noem je ook wel:
A
de hoofdgedachte
B
het onderwerp
C
de superkernzin
D
de deelonderwerpen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Kortom...
Wanneer je een tekst wil samenvatten, dan ga je dus op zoek naar alle kernzinnen en de hoofdgedachte! Je hebt dan de hoofdzaken uit de tekst gehaald! De bijzaken (voorbeelden, extra toelichting) heb je niet nodig voor je samenvatting. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Er zijn veel verschillende tekstdoelen, geef aan wat vaak het tekstdoel is van een artikel in een krant
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
overtuigen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Er zijn veel verschillende tekstdoelen, geef aan wat vaak het tekstdoel is van stripverhaal
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
activeren

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Er zijn veel verschillende tekstdoelen, geef aan wat vaak het tekstdoel is van een recept
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
activeren

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De tekstdoelen
Informeren
Amuseren 
Overtuigen 
Activeren 
Instrueren 
(Adviseren)
(Waarschuwen)


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen de tekstdoelen activeren en overtuigen?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Tekstverbanden
In de tekst hebben de zinnen vaak met elkaar te maken, ze houden verband met elkaar. Deze ken je als het goed is:
* opsomming 
* tegenstelling 
* voorbeeld

Je herkent de tekstverbanden vaak aan een signaalwoord.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Sleep de signaalwoorden naar de bijpassende tekstverbanden. 
opsomming
voorbeeld
tegenstelling
conclusie
onder andere
bovendien
kortom

daarom 
zo
dus
toch
ten eerste
echter 

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Dus...
Je kan de signaalwoorden (hopelijk) plaatsen bij het tekstverband. Dit moet je ook echt kennen!!!!

Nu gaan we kijken of je het tekstverband herkent in een hele zin. 


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Deze ken je al

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstverband zie je?
Die leerling doet niet goed mee, maar gelukkig snapt hij het al wel.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welk tekstverband zie je?
Hij was er wel klaar mee, dus ging hij stiekem zitten gamen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welk tekstverband zie je?
Er komt nog veel nieuwe informatie, zoals drie nieuwe tekstverbanden.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welk tekstverband zie je?
Het gaat zo over: tijdsvolgorde, oorzaak-gevolg en voorwaarde.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
conclusie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De 'nieuwe' tekstverbanden
Chronologisch tekstverband
Een tijdsvolgorde (chronologie) herken je aan signaalwoorden zoals: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds. Bijvoorbeeld:

– Eerst bereikten de Nederlandse voetbalvrouwen de kwartfinale, daarna gingen ze door naar de halve finale en vervolgens wisten ze de finale te winnen!

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

De 'nieuwe' tekstverbanden
Een oorzaak – gevolg 
herken je aan signaalwoorden zoals: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van. 
Bijvoorbeeld:
– Doordat Ilse een enge film had gekeken, durfde ze niet meer in het donker te fietsen.
Oorzaak: een enge film kijken.
Gevolg: niet meer in het donker durven fietsen.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

De 'nieuwe' tekstverbanden
Voorwaardelijk tekstverband
Een voorwaarde herken je aan signaalwoorden zoals: als … (dan), indien, tenzij, mits. 
Bijvoorbeeld:
Als Jasper anders en beter gaat leren, dan gaat hij dit jaar nog over.

Jasper móét dus anders en beter gaan leren als hij dit jaar nog over wil gaan. De voorwaarde is dus: anders en beter gaan leren.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag - opdracht 1 (blz. 90)
  • We bekijken het schema op blz. 91
  • We lezen tekst 3 - Zeldzame albinoransuil gespot bij de Coentunnel
  • We lezen tekst 4 - 'Alstublieft, om te poepen een dochter'
  • We lezen tekst 5 - FEBO-fashion!
  • We maken opdracht 1 af

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1 - Vraag 1

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

TEKST 3
Bekijk vraag 1. Wat moet je invullen bij het cijfer 1?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
oorzaak-gevolg
D
eerst

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

TEKST 3:
Bekijk vraag 1. Wat moet je invullen bij het cijfer 2?
A
maar
B
bijvoorbeeld
C
nadat
D
net als

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

TEKST 3:
Bekijk vraag 1. Wat moet je invullen bij het cijfer 3?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
oorzaak-gevolg
D
eerst

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

TEKST 4:
Bekijk vraag 1. Wat moet je invullen bij het cijfer 1?
A
Althans
B
waardoor
C
namelijk
D
verovolgens

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

TEKST 4:
Bekijk vraag 1. Wat moet je invullen bij het cijfer 2?
A
oorzaak-gevolg
B
toelichtend
C
opsommend
D
tijdsvolgorde

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

TEKST 5:
Vul de open plekken in (cijfer 1, 2, 3, 4)

Slide 32 - Open question

  1. Voorwaarde
  2. Mits
  3. Om te beginnen, daarnaast, bovendien
  4. maar
Bekijk vraag 2: Lees tekst 3. Noteer de beide delen van de tegenstelling uit alinea 1
Tegenstelling uit alinea 1
fotograaf
kaketoe
de witte vogel
albinoransuil
hij

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

Vraag 3: Welke voorbeelden van uiterlijke verschillen bij albino-uilen worden er genoemd? Koppel de juiste kenmerken aan de juiste soort uil
geen pigment
rode ogen
goud/bruine ogen
bruine veren
witte veren
onopvallend zijn

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

Vraag 4: wat is een nadelig gevolg van albinisme bij uilen?

Slide 35 - Mind map

Een nadelig gevolg van albinisme bij uilen is dat ze wel opvallen in de bosjes en bomen, waardoor ze dus een makkelijk prooi zijn voor haviken. 
Lees tekst 4 nog een keer: Wat wordt er bedoeld met 'dat vertalen ook een vak is'?
A
‘Vertalen is ook een vak’ betekent dat vertalen niet voor iedereen is weggelegd en dat je goed uit moet kijken met je vertaling!
B
‘Vertalen is ook een vak’ betekent dat in het Spaans nu wordt geholpen dingen te begrijpen.
C
‘Vertalen is ook een vak’ betekent dat er in Spanje rijen worden gevormd om klanten snel te helpen.
D
‘Vertalen is ook een vak’ betekent dat mensen fouten maken in Spaanse vertalingen.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Vraag 6: wat was de directe oorzaak van de langere wachtrijen voor de kassa?

Slide 37 - Open question

De directe oorzaak voor de langere wachttijden was het kriskras door elkaar staan van mensen voor de kassa.
Huiswerk?
Boekopdracht tweede leesboek inleveren op papier op 11 maart
Voor na de vakantie

Slide 38 - Slide

This item has no instructions