Anatomie 2.8.1

Anatomie, Fysiologie en Pathologie



Les 20
Periode 1
Leerjaar 2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Anatomie, Fysiologie en Pathologie



Les 20
Periode 1
Leerjaar 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd over
  1. RSI, CANS en Bursitis
  2. Peesontsteking (triggerfinger, syndroom van de Quervain, Hielspoor)
  3. Ganglion, Bakers cyste en Hamerteen
  4. Contractuur van Dupuytren
  5. Inversietrauma, contusie, distorsie, ruptuur
  6. Fibromyalgie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesindeling
  1. Welkom + Rapid (5 min.)
  2. Herhaling vorige les (10 min.)
  3. Lesindeling en lesdoelen 
  4. Pijnbestrijding (45 min.)
  5. Werken aan Expert Colleges (25 min.)
  6. Huiswerk en afsluiting (5 min.)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  1. Uitleggen welke functie pijn heeft.
  2. Uitleggen wat het verschil is tussen chronische en acute pijn.
  3. Vertellen welke twee groepen pijnstillers er zijn.
  4. Vertellen wat er met doorbraakpijn bedoeld wordt.
  5. Benoemen waarom opioïden alleen bij acute en/of hevige pijn toegepast worden.
  6. Uitleggen welke medicijnen er vooral bij reuma worden toegepast.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Pijn
Pijn: Subjectief (persoonlijke betekenis)
  • Aandoening én/of uiting van een andere klacht 
  • Signaalfunctie: er is iets mis!

Acute pijn: Duidelijke oorzaak, goede reactie op pijnstillers
Chronische pijn: Onduidelijke oorzaak, langer aanwezig, diverse behandelmethoden (medicijnen, hypnose, zenuwblokkades etc.)
Doorbraakpijn: Plotselinge toename van pijn door medicijnen heen

Slide 5 - Slide

Pijn: Beïnvloedt door angst voor pijn en dood

Antidepressiva, kalmeringsmiddelen

Pijnmedicatie wordt vaak afgestemd op oorzaak -> ontsteking bijvoorbeeld

Doorbraakpijn: vaak bij chronische pijn of kanker

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Pijnmedicatie
Nadeel pijnmedicatie: Onderdrukking van signaalfunctie 
  • Overbelasting, verergering van klachten

Niet-opioïden: 'gewone' pijnstillers
  • (vaak) zonder recept verkrijgbaar

Opioïden: 'zware' pijnstillers
  • Vastgelegd in de Opiumwet

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Maak een tabel
Werking
Voordelen
Nadelen
Overig
Niet-Opioïden
1.
2.
3.
Opioïden
Anesthetica

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Niet-Opioïden
Niet-Opioïden: Bestrijden pijn door te voorkomen dat de stoffen die vrijkomen bij weefselbeschadiging (prostaglandinen), zorgen voor zenuwprikkeling

1. Paracetamol: Pijnstillend, koortswerend
  • Weinig bijwerkingen/interacties/contra-indicaties
  • Giftig bij chronisch gebruik en overdosering

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Niet-Opioïden (2)
2. NSAID's: Non-Steroid Anti-Inflammatory Drugs
  • Remmen vorming prostaglandinen 
  • Pijnstillend, koortsdempend EN ontstekingsremmend
  • Vaak gebruikt bij ontstekingen, zoals reuma

Bijwerkingen: maagklachten (maagzweer), overgevoeligheid, nierbeschadiging, bloedingen
  • Langdurig gebruik of bij risicopatiënten: i.c.m. maagbeschermer 

Slide 11 - Slide

Prostaglandinen zorgen voor pijnprikkel

Mag niet worden gebruikt bij maagzweren en hartfalen. Hoe langer gebruik, hoe groter kans op bijwerkingen als nierproblemen en maagklachten

Diclofenac, ibuprofen, aspirine, naproxen, meloxicam

Risicopatiënt: ouder dan 60, maagzweer, SSRI's, DM, hartfalen, antistolling
Niet-Opioïden (3)
Pijnstillers bij jicht: Gewrichtsaandoening (lijkt op reuma)
  • Urinezuur wordt niet voldoende uitgescheiden 
  • Urinezuur stapelt zich op in gewrichten 
  • Ontstekingsverschijnselen en pijn


  • Acuut: Diclofenac, ibuprofen, prednison en COLCHICINE!
  • Preventief: Allopurinol (daling urinezuurspiegel)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Niet-Opioïden (4)
Combinatiepreparaat: Preparaten met verschillende werkzame bestanddelen:
  • Paracetamol met codeïne of coffeïne

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn DMARD's

Slide 14 - Mind map

Disease Modifying Antirheumatic Drugs
- Ontsteking remmen (arcoxia, diclofenac)
- Ontstekingsproces onderdrukken (immunosuppressiva) -> methotrexaat
- Remmers Tumor Necrose Factor -> remicade, imuran

blz. 35-36
Opioïden
Opioïden: Sterke pijnstillende werking
  • Zorgen voor andere beleving van pijn
  • Geschikt voor hevige acute/chronische pijn
  • Ernstige bijwerkingen (obstipatie, sufheid)
  • Risico op gewenning (verslavingsgevaar) 

Voorbeelden: Morfine (oraal, rectaal, parenteraal), Fentanyl (pleister/ neusspray), Tramadol (oraal), Oxycodon/Oxycontin, Methadon

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Anesthetica
Anesthetica: Tijdelijke gevoelloosheid/verdoving

  • Weinig bijwerkingen (vooral bij overdosering)
  • Oppervlakte anesthesie 
  • Infiltratieanesthesie
  • Geleidingsanesthesie
  • Vaak lidocaïne

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat moet er nog herhaald worden?

Slide 18 - Mind map

This item has no instructions

Zelf aan de slag

Ga zelf aan de slag met de Expert Colleges die je nog open hebt staan

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Als je de Expert Colleges nog niet afhebt, dit moet af zijn!

Zelf lezen (en herhalen):
  • 'Geneesmiddelenkennis voor Doktersassistenten' Hfdstk 3
  • 'Medische kennis' Hfdstk 10.8-10.11

Slide 20 - Slide

This item has no instructions