Een bruistablet is een specifieke medicijnvorm. Kun je er nog 3 noemen?
Slide 5 - Open question
Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Capsule
Slide 6 - Quiz
Deze medicijnvorm noemen we
A
Dragee
B
Tablet
C
Zetpil
D
Smelttablet
Slide 7 - Quiz
Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Smelttablet
D
Capsule
Slide 8 - Quiz
Deze medicijnvorm noemen we
A
Drank
B
Klsyma
C
Gel
D
Spray
Slide 9 - Quiz
Deze medicijnvorm noemen we
A
Gel
B
Klysma
C
Drank
D
Druppelvloeistof
Slide 10 - Quiz
Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Smelttablet
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Systemische werking
Medicijn wordt ingeslikt of ingespoten en opgenomen in het bloed. Vervolgens wordt het afgegeven op de juiste plek
Lokale werking
Medicijn doet z'n werk op de plek waar het wordt aangebracht
Pufjes, zalven, oogdruppels, oordruppels
Slide 13 - Slide
Systemische werking
Lokale werking
Slide 14 - Drag question
Wie doet wat?
Arts: schrijft medicatie voor
Apotheek: Maakt medicatie klaar en levert af
JIJ:
- zet medicatie uit
- reikt medicatie aan en/of dient medicatie toe
- registreert en tekent af
- signaleert knelpunten (VIM/MIM!)
- Evalueert behandeling samen met cliënt en arts
Slide 15 - Slide
Beoordeling eigen beheer medicatie
Categorie 1: cliënt bestelt en gebruikt medicatie zelf
Categorie 2: begeleider bestelt medicatie, cliënt gebruikt medicatie zelf
Categorie 3: cliënt bestelt medicatie, begeleider biedt hulp bij (een deel van) medicatie
Categorie 4: begeleider bestelt en biedt hulp bij (een deel van) medicatie
Categorie 5: begeleider bestelt, biedt hulp bij medicatie en ziet toe op inname
Welke 'BEM' komt in jouw zorginstelling het meest voor?
Slide 16 - Slide
Van welke medicijn weet je dat ze een verslaving kunnen geven?
Slide 17 - Mind map
Casus
Je komt bij binnen bij Dhr. Kaas. Het is 11.00h en hij ligt in bed, hij vertelt zich ziek te voelen. Ook geeft hij aan om 10.00h gebraakt te hebben en erge last van diarree te hebben.
Wat doe je?
Slide 18 - Slide
Casus
Je hebt ochtendzorg verleent bij Mw. Roelvink en reikt de medicatie aan. Mw. wil de medicatie niet nemen, zegt dat ze er erg buikpijn van krijgt en dat jullie daar niets aan doen.
Wat doe je?
Slide 19 - Slide
Casus
Je helpt Dhr. Tolbeek bij het eten en innemen van medicatie. Dhr. heeft moeite met slikken, hij kan de grote tabletten moeilijk wegkrijgen.