Hoofdstuk 3: Op Stoom



Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









1 / 15
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



Industriële Revolutie
1750-1900




  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Slide 1 - Slide

Oorzaken
De vraag naar textiel stijgt.

De bodem is rijk aan steenkool en ijzererts.

Moderne transportmiddelen voor vervoer grondstoffen:
- Kanalen worden gegraven.
- Spoorwegen worden aangelegd.

Door nieuwe uitvindingen werd de productie verbeterd.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video


Schietspoel
1733



  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



Slide 4 - Slide


Spinning Jenny
1764



  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen




Slide 5 - Slide


Cotton Gin
1793



  • Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig.
  • Om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen vond de Amerikaan Eli Whitney de Cotton Gin uit ("Katoen motor"). 
  • Slavernij neemt toe: er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...




Slide 6 - Slide

De industriële samenleving 
van Nederland



De arbeiders

Slide 7 - Slide

Industriële samenleving
  • de meeste mensen wonen in de stad
  • de meeste mensen werken in de industrie


Slide 8 - Slide

Urbanisatie
  • 1769 Verbeterde stoommachine --> minder gevaarlijk,  duur, efficiënter.

  • Machines pasten niet in een woonhuis --> fabrieken ontstaan.

Slide 9 - Slide

Werkomstandigheden
  • Saai (lopende band)

  • Lange werkdagen (14 uur per dag)
  • Gevaarlijk

  • Geen enkel recht

  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)

Slide 10 - Slide

Kinderarbeid
  • Goedkope arbeidskrachten

  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan

  • Ze zijn goedkoper

  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 11 - Slide

Woonomstandigheden
  • Slechte woningen (snel gebouwd dus: haastige spoed...)

  • Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen)

  • Dichtbij fabrieken

  • Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining

Slide 12 - Slide

De sociale kwestie

  • Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders.

Slide 13 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open question