Lees mee les 6

Lees Mee les 6
Een extra zakcentje
1 / 103
next
Slide 1: Slide
Alfabetisering NT2ISK

This lesson contains 103 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lees Mee les 6
Een extra zakcentje

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Opdracht 1
Beroepen opzoeken in een woordzoeker

Opdracht 1A

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Beroepen

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Welk beroep is het leukst?
dokter
leraar
automonteur
kok
agent

Slide 7 - Poll

This item has no instructions

Welk beroep is het leukst?
bakker
directeur
brandweerman
timmerman
tandarts

Slide 8 - Poll

This item has no instructions

Opdracht 2
Structuur van de tekst

Bekijk de tekst.
Lees de tekst nog niet.
timer
5:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

6 met de inleiding
2.1 Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

2.2 Hoeveel regels heeft de tekst?
A
33
B
34
C
40
D
99

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

2.3 Hoeveel kopjes heeft de tekst?
A
5
B
6
C
8
D
99

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

2.4 Wat valt je op aan de kopjes?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

2.5 Wat is de bron van de tekst?
A
een krant
B
een tijdschrift
C
een website

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 3 
Nadenken over het onderwerp van de tekst

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

3.1 Wat zie je op de foto?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

3.2 Kom je weleens in de supermarkt? Wat doe je daar?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

3.3 Verdien je weleens geld? Met wat voor werk verdien je geld?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 4 
De tekst lezen zonder woordenboek.
Lees tekst 6A. Je hoeft niet elk woord te begrijpen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Lees tekst 6A
timer
7:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

4.1 Lees de inleiding. Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Geld verdienen als je jong bent
B
leuke klusjes
C
werken in een supermarkt

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

4.2 Lees de tweede alinea. Waarom is dit klusje 'verfrissend' (zie regel 7)?
A
Je doet het bij mooi weer.
B
Je gebruikt er water bij.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

4.3 Lees de derde alinea. Waarom moet je een bonnetje vragen?
A
om te kijken hoe laat je in de supermarkt was
B
om te kijken hoeveel geld je hebt betaald

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

4.4 Lees de vierde alinea. Wat betekent het woord tuingereedschap (regel 20)?
A
Iets waar je op kunt zitten in de tuin.
B
Iets wat je bij werk in de tuin gebruikt.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

4.5 Lees de vijfde alinea. Wat betekent 'de hond uitlaten'?
A
De hond eten geven
B
De hond verzorgen
C
Wandelen met de hond

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

4.6 Lees de zesde alinea. Wat is erg belangrijk om in een advertentie te schrijven?
A
Hoe oud je bent
B
Je adres
C
Je telefoonnummer

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 5
Synoniemen en omschrijvingen

Introductie van woorden:
https://quizlet.com/nl/904306731/lees-mee-les-6-flash-cards/?i=2xb1kx&x=1qqt

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

de baan
verdienen
allerlei
het klusje
het karweitje
Verschillende
werkje,
karweitje
werk
Geld krijgen voor werk wat je doet
werkje,
klusje

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

verfrissend
nodig hebben
de emmer
de spons
de trekker
Je wordt er fris en schoon van
Iets moeten hebben voor iets ander
Ding waarin je water vervoert
Ding dat veel water opneemt
Ding om water weg te trekken van glas

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

schoon
de lap
boodschappen doen
de buurt
de reden
Niet vies of vuil
De doek
Levensmiddelen kopen
de wijk
Waarom iets gebeurt of zo is

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

duidelijk
boodschappenlijstje
betalen
stevig
het bonnetje
Goed te begrijpen, helder
wat je gaat kopen staat op een papiertje
Geld geven voor een product of dienst
Stevig, niet zwak of slap
Papiertje waarop staat wat betaald is

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

de tuin
het onkruid
wieden
de rommel
opruimen
Land bij een huis met gras en bloemen
Planten die zomaar ergens groeien
Onkruid weghalen
De troep, spullen die niet zomaar zijn opgeruimd
Netjes maken

Slide 35 - Drag question

This item has no instructions

het gereedschap
de spullen
de grasmaaier
de hark
de schoffel
Spullen om iets mee te doen of te maken
Dingen
Gereedschap om gras bij elkaar te halen
Apparaat om gras kort te maken
Tuingereedschap om onkruid te wieden

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

de handschoenen
de hond uitlaten
verzorgen
oppassen
Bedekking van je handen
Wandelen met de hond
Helpen, bv eten geven
Een kind of dier verzorgen

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

houden van 
natuurlijk
rondvragen
ophangen
Lief of lekker vinden
Dat is duidelijk, dat spreekt voor zich
Aan veel mensen vragen
Vastmaken aan de muur of het plafond

Slide 38 - Drag question

This item has no instructions

Zinnen maken met wordwall
zinnen maken:
https://wordwall.net/resource/88716470
synoniemen:
https://wordwall.net/resource/88716571

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Quizlet
Met plaatjes:
https://quizlet.com/nl/904306731/lees-mee-les-6-flash-cards/?i=2xb1kx&x=1qqt
Zonder plaatjes
https://quizlet.com/nl/904306731/lees-mee-les-6-zonder-plaatjes-flash-cards/?i=2xb1kx&x=1jqt

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Spel: vraag - vraag - ruil
Wat heb je nodig?

Kaartjes met op de voorkant een plaatje en op de achterkant het bijbehorende woord.
Zie quizlet plaatjes met woorden lees mee les 5
Hoe werkt het?
Kaartjes verdelen – Elke leerling krijgt één kaartje.
Zoek een partner – Iedereen loopt rond en zoekt een partner.
Quiz-Quiz
Leerling A laat de voorkant (het plaatje) zien. Leerling B probeert het woord te raden.
Leerling A geeft feedback en zegt het juiste antwoord als het nodig is.
Dan wisselen ze van rol. Leerling B laat zijn kaartje zien en A raadt het woord.
Trade (Wisselen) – Nadat beide leerlingen elkaar hebben gequized, ruilen ze hun kaartjes en zoeken een nieuwe partner.
Herhaal – Het spel gaat door totdat de tijd om is of iedereen veel woorden heeft geoefend.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 5B
Een goede manier om snel nieuwe woorden te leren is woordvelden maken. Dan zet je woorden die over hetzelfde onderwerp gaan bij elkaar.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

schoonmaken

Slide 43 - Mind map

This item has no instructions

winkels

Slide 44 - Mind map

This item has no instructions

de tuin

Slide 45 - Mind map

This item has no instructions

huisdieren

Slide 46 - Mind map

This item has no instructions

Opdracht 5C
Samengestelde woorden bestaan uit twee of meer andere woorden. Bijvoorbeeld: zomer+huis of proef+werk+papier.

Het lidwoord ('de' of 'het') hoort bij het laatste woord: 
HET huis (DE zomer) > HET zomerhuis. 

Als je goed kijkt naar de losse woorden in de samenstelling kijkt, begrijp je de betekenis sneller.

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Wat is dit?
🛒📝

Slide 48 - Open question

This item has no instructions

Boodschappen + lijstje

De of Het?
A
De
B
Het

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Wat is dit?
🪴🔧

Slide 50 - Open question

This item has no instructions

Tuin + gereedschap

De of Het?
A
De
B
Het

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Wat is dit?
🧤🥾

Slide 52 - Open question

This item has no instructions

Hand + schoen

De of Het?
A
De
B
Het

Slide 53 - Quiz

This item has no instructions

Wat is dit?
📞🔢

Slide 54 - Open question

This item has no instructions

Telefoon + nummer

De of Het?
A
De
B
Het

Slide 55 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 5D
Synoniemen en omschrijvingen

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Welke nieuwe woorden heb je geleerd (uit de tekst)?

Slide 57 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 6
Oefenen met verwijswoorden

Naar welk woord of welke woorden verwijzen de verwijswoorden?

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

1. Welk vraagwoord gebruik je?

A
wat
B
waarmee
C
welke
D
wie

Slide 59 - Quiz

This item has no instructions

1. Wat is het antwoord?
A
auto´s wassen
B
lekker weer

Slide 60 - Quiz

This item has no instructions

2. Welk vraagwoord gebruik je?

A
wat
B
waarmee
C
welke
D
wie

Slide 61 - Quiz

This item has no instructions

2. Wat is het antwoord?
A
met auto´s wassen
B
lekker weer

Slide 62 - Quiz

This item has no instructions

3. Welk vraagwoord gebruik je?


A
wat
B
waarmee
C
welke
D
wie

Slide 63 - Quiz

This item has no instructions

3. Wat is het antwoord?
A
een emmer, een spons, een trekker enz.
B
geld verdienen

Slide 64 - Quiz

This item has no instructions

4. Welk vraagwoord gebruik je?


A
wat
B
waarmee
C
welke
D
wie

Slide 65 - Quiz

This item has no instructions

4. Wat is het antwoord?


A
een emmer, een spons, een trekker enz.
B
mensen in de buurt die de hele dag werken of.....

Slide 66 - Quiz

This item has no instructions

5. Welk vraagwoord gebruik je?



A
wat
B
waarmee
C
welke
D
wie

Slide 67 - Quiz

This item has no instructions

5. Wat is het antwoord?

A
een emmer, een spons, een trekker enz.
B
Heel veel mensen hebben een honden.....

Slide 68 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 6

Slide 69 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 7
De tekst beter begrijpen

Slide 70 - Slide

This item has no instructions

7.1 In de tweede alinea lees je 3 redenen waarom auto's wassen leuk is. Wat zijn de 3 redenen?
A
Je kunt het buiten in de zon doen.
B
Het is verfrissend.
C
Auto's zijn mooi
D
Je kunt er wat geld mee verdienen.

Slide 71 - Quiz

This item has no instructions

7.2 Lees de derde alinea. Welke drie dingen moet je meenemen naar de supermarkt?
A
Boodschappenlijstje
B
Tandenborstel
C
Geld
D
Stevige tas

Slide 72 - Quiz

This item has no instructions

7.3 Lees de vierde alinea. Waarom heb je handschoenen nodig in de tuin?

Slide 73 - Open question

This item has no instructions

7.4 Lees de laatste alinea. Welke twee manieren lees je om werk te vinden?
A
Dansen
B
Rondvragen bij mensen
C
Een advertentie ophangen in de supermarkt
D
Slapen in mijn bed

Slide 74 - Quiz

This item has no instructions

7.5 De titel van deze tekst is 'een extra zakcentje'. Wat betekent deze titel?

Slide 75 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 8
Vacature

Vacature = een advertentie voor een baan

Slide 76 - Slide

This item has no instructions

Slide 77 - Slide

This item has no instructions

8.1 Wat voor werk doet een oppas?

Slide 78 - Open question

This item has no instructions

8.2 Ben jij zelf jong/oud genoeg voor dit baantje?
A
ja
B
nee

Slide 79 - Quiz

This item has no instructions

8.3 Het adres van Jan en Jacqueline staat niet in de vacature. Is dat een probleem?
A
ja
B
nee

Slide 80 - Quiz

This item has no instructions

8.4 Pas jij zelf ook op? Zo ja, op wie pas je en hoe oud is hij/zij?

Slide 81 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 9
Een formulier
=
een papier waarop je informatie invult

Slide 82 - Slide

This item has no instructions

9.1 Aanmelden betekent
A
Inschrijven
B
Overschrijven
C
Uitschrijven

Slide 83 - Quiz

This item has no instructions

9.2 Velden met een * zijn verplicht. Het woord 'verplicht' betekent:
A
dit kan
B
dit mag
C
dit moet

Slide 84 - Quiz

This item has no instructions

9.3 Wat is een 'veld'?
A
een naam
B
een regel op een formulier

Slide 85 - Quiz

This item has no instructions

9.4 Op een formulier moet je gegevens invullen. Wat betekent het woord 'gegevens'?
A
cadeaus
B
informatie

Slide 86 - Quiz

This item has no instructions

9.5 Onder 'Geslacht' kunnen in plaats van 'jongen' en 'meisje' ook deze woorden staan:
A
Man en Vrouw
B
Vader en moeder

Slide 87 - Quiz

This item has no instructions

9.7 Onder algemene gegevens staat 'vanaf wanneer beschikbaar'. Wat betekent dit woord?
A
wanneer je gaat werken
B
wanneer je kunt werken
C
wanneer je moet werken

Slide 88 - Quiz

This item has no instructions

9.8 Wat is een 'opmerking'?
A
iets wat je niet mag zeggen
B
iets wat je moet zeggen
C
iets wat je wilt zeggen

Slide 89 - Quiz

This item has no instructions

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 90 - Poll

This item has no instructions

Vul het formulier in

Slide 91 - Slide

This item has no instructions

Slide 92 - Slide

This item has no instructions

Nakijken, leren en de woordenschat maken.
Vraag de antwoordbladen bij les 6 aan je docent.
Kijk les 6 na en markeer de foute antwoorden met een markeerstift.
Bekijk de vragen met foute antwoorden nog eens goed. Begrijp je nu de vraag en het antwoord beter? Zo niet, vraag dan je

Slide 93 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden

Slide 94 - Slide

This item has no instructions

Slide 95 - Slide

This item has no instructions

Slide 96 - Slide

This item has no instructions

Slide 97 - Slide

This item has no instructions

Extra
Met plaatjes
https://quizlet.com/598701942/lees-mee-les-6-flash-cards/
Zonder plaatjes
https://quizlet.com/nl/904306731/lees-mee-les-6-zonder-plaatjes-flash-cards/?i=2xb1kx&x=1jqt
zinnen maken:
https://wordwall.net/resource/88716470
synoniemen:
https://wordwall.net/resource/88716571
kahoot
https://create.kahoot.it/details/ceb4d072-45a5-40fd-b399-b7d3ed637bff
blooket
https://dashboard.blooket.com/set/67d98c59dbfc364e0db48af9


Slide 98 - Slide

This item has no instructions

Slide 99 - Slide

This item has no instructions

sharepoint
https://msa2.sharepoint.com/:w:/r/sites/oostpoort/101/_layouts/15/Doc.aspx?sourcedoc=%7BF7195314-4337-4126-AEB4-3848B47DDF5C%7D&file=Les%206%20Extra%20verwerkingsopdracht.docx&action=default&mobileredirect=true

Slide 100 - Slide

This item has no instructions

1. Leesstrategieën
✅ Herhaald lezen. Lees de tekst meerdere keren. Hoe vaker je leest, hoe makkelijker het wordt!

✅ Luister en lees mee. Luister naar de tekst terwijl je meeleest. Dit helpt bij de uitspraak en het begrijpen van de woorden.
✅ Gebruik plaatjes. Kijk naar de afbeeldingen. Ze helpen je de betekenis van de tekst beter te begrijpen.
✅ Lees langzaam en hardop. Spreek de woorden uit terwijl je leest. Zo onthoud je ze beter!
✅ Stel jezelf vragen. Denk na over de tekst: Wie? Wat? Waar? Waarom? Dit helpt je om de tekst beter te begrijpen.
✅ Gebruik je vinger of een leeskaartje. Volg de tekst met je vinger of een kaartje om de juiste regels te volgen. Dit voorkomt dat je de draad kwijtraakt.




Slide 101 - Slide

This item has no instructions

2. woordjes begrijpen in de tekst
✅ Raad de betekenis uit de tekst. Snap je een woord niet? Kijk naar de zin eromheen en probeer de betekenis te raden.

✅ Gebruik afbeeldingen. Kijk of er een plaatje bij staat dat helpt om het woord te begrijpen.
✅ Denk aan je eigen taal. Sommige woorden lijken op woorden in je eigen taal. Zie je een verband?
✅ Oefen met synoniemen en tegenstellingen. Leer nieuwe woorden door te bedenken welke andere woorden hetzelfde of het tegenovergestelde betekenen.
✅ Maak een woordenlijst. Schrijf moeilijke woorden op en oefen ze. Probeer ze te gebruiken in zinnen.
✅ Breek lange woorden in stukken. Bijvoorbeeld: "onderwijzer" → "onder" + "wijzer". Dit helpt bij het begrijpen van moeilijke woorden.
✅ Rijmen en klankherkenning. Sommige woorden klinken bijna hetzelfde. Dit helpt je om nieuwe woorden makkelijker te onthouden.





Slide 102 - Slide

This item has no instructions

3. Woordjes uit je hoofd leren
✅ Schrijf de woorden op. Door woorden zelf op te schrijven, onthoud je ze beter. Gebruik een notitieboekje voor nieuwe woorden.

✅ Maak flitskaartjes. Schrijf het woord op de ene kant en de betekenis of een afbeelding op de andere kant. Oefen ermee!
✅ Zeg de woorden hardop. Door de woorden uit te spreken, onthoud je ze beter en oefen je de uitspraak.
✅ Gebruik de woorden in een zin. Schrijf of zeg een zin met het nieuwe woord. Zo begrijp je beter hoe je het gebruikt.
✅ Oefen met iemand anders. Laat iemand je overhoren of oefen samen met een vriend. Dit maakt leren leuker!
✅ Maak een liedje of rijm. Verzin een liedje of rijmpje met de woorden die je moet onthouden. Dit helpt je hersenen om ze beter te onthouden.
✅ Herhaal regelmatig. Leer niet alles in één keer. Herhaal de woorden elke dag een paar minuten.







Slide 103 - Slide

This item has no instructions