les 3

  • SO over 2 weken - verandering planner
  • les devoirs
  • werkwoorden présent en passé composé
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik het bezittelijk vnw toepassen in het meervoud
  • snap ik de kloktijden beter
  • heb ik geoefend met de werkwoorden voor het SO

1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  • SO over 2 weken - verandering planner
  • les devoirs
  • werkwoorden présent en passé composé
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik het bezittelijk vnw toepassen in het meervoud
  • snap ik de kloktijden beter
  • heb ik geoefend met de werkwoorden voor het SO

Slide 1 - Slide

Verandering planner
Regelmatige werkwoorden -er
avoir en être

Passé composé - grammatica toets i.p.v. vlog

Slide 2 - Slide

Les devoirs
Leren: apprendre 2 en apprendre 10 (blz 75, blz 78)
Maken: exercice 16c en 16 d (blz 64 en 65), exercice 9 B (blz 59)



Slide 3 - Slide

Overhoren woordjes
iedereen opstaan
Ik zeg een Frans woord, weet je het , steek je vinger op
Woord goed, ga zitten
Hoelang duurt het voordat iedereen zit?
Compétition
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Exercices 16c blz 64

Slide 5 - Slide

Exercices 16c blz 64
2 1 Zoeken jullie/Zoekt u jullie/uw vrienden?
 2 Hun sportleraar heet Mika.
 3 Waar zijn onze sportschoenen?
 4 Wat is uw lievelingssport, mevrouw Lenoir?
 5 Neemt u me niet kwalijk, dat zijn niet jullie/uw schoenen!

Slide 6 - Slide

Exercices 16d blz 65
1 Son équipe 
2  leurs entraineurs 
3  notre tournoi scolaire !
4  votre passion ?
5 tes hobbys préférés 
6 mon casque.
7 notre champion !
8 sa finale.

welke zin uitleggen?

Slide 7 - Slide

Kloktijden

Slide 8 - Slide

Exercice 9b
a Il est une heure et quart.
 b Il est deux heures et demie.
 c Il est cinq heures moins le quart.
 d Il est neuf heures moins cinq.
 e Il est minuit vingt.
 f Il est huit heures moins vingt-cinq.

Slide 9 - Slide

Extra oefening kloktijden
Kijk op classroom!

Op proefwerk - vragen van Frans naar NL

Slide 10 - Slide

Werkwoorden -er
Wat is de regel tegenwoordige tijd?
Hoe leer je de uitgangen?
SO

Slide 11 - Slide

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 12 - Slide

Les verbes op -er

- leer de betekenis van de werkwoorden (NL-FR en FR-NL)
- présent: leer de uitgangen
- stam  en uitgang


Slide 13 - Slide

jij kijkt (regarder)

Slide 14 - Open question

ik houd van (aimer)

Slide 15 - Open question

wij dansen (danser)

Slide 16 - Open question

zij zoeken (chercher)

Slide 17 - Open question

werkwoord avoir
j'ai
tu ......
il/elle/on ........
nous avons
vous .......
ils/elles .........

Ik heb gehad = 

Slide 18 - Slide

werkwoord avoir
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

ik heb gehad = j'ai eu

Slide 19 - Slide

werkwoord être
je suis
tu ....
il ......
nous sommes
vous .....
ils .....

ik ben geweest = 

Slide 20 - Slide

werkwoord être
je suis
tu es
il est
nous sommes
vous êtes
ils sont

ik ben geweest = j'ai été

Slide 21 - Slide

Le passé composé

2) Bestaat uit hulpwerkwoord AVOIR of ÊTRE 
én een voltooid deelwoord

 



De meeste werkwoorden worden met avoir vervoegd
- meestal hulp ww NL = hulp ww FR
- uitzondering bijv.: ik ben geweest = j'ai été.

Slide 22 - Slide

passé composé ww -er
Stam + é

Je suis arrivé
J'ai commencé
Je suis entré
Je suis resté
J'ai dansé
etc.



Slide 23 - Slide

Zie ook pagina 24!

Slide 24 - Slide

Vergelijk met het Nederlands: hebben of zijn

-re en -ir hoef je nu niet te kennen!

Slide 25 - Slide

Le passé composé
Als het hulpwerkwoord être is, kan het voltooid deelwoord extra letters krijgen:

mnl ev
-
Il est allé
vrl ev
+e
Elle est allée
mnl mv
+s
Nous sommes allés
Vous êtes allés
Ils sont allés
vrl mv
+es
Elles sont allées

Slide 26 - Slide

*** Le passé composé ***
STAP 1: AVOIR (OF ÊTRE) vervoegen
STAP 2: VOLTOOID DEELWOORD toevoegen
STAP 3: pas EVENTUEEL het voltooid deelwoord aan
 
(écouter)           J'              .. ai ..     ......écouté.....
(entrer)               Elle        ..........      ........................
(rester)                Ils           .............     .........................
(aimer)                Tu            .............     .........................

 




Slide 27 - Slide

Welk werkwoord gebruik je het meest bij de passé composé?
A
être
B
avoir

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Nous ... arrivés au Portugal.
A
avons
B
sommes

Slide 29 - Quiz

Tu ... allé au supermarché.
A
as
B
es
C
est
D
a

Slide 30 - Quiz


Zij is aangekomen... à Lille. (arriver)

Slide 31 - Open question

zij heeft gehad ... des fleurs. (avoir)

Slide 32 - Open question

Jij bent geweest ... en vacances. (être)

Slide 33 - Open question

Hij heeft gegeven ... un cadeau. (donner)

Slide 34 - Open question

SO

Woensdag 22 november

Oefenen: www.verbuga.eu
Ik zal extra oefeningen op de classroom zetten.

Slide 35 - Slide