mh2 B3 Bovenste luchtwegen

 thema 1 mh2. Bovenste luchtwegen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 thema 1 mh2. Bovenste luchtwegen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Slide

Leerdoel

1.  Je leert de onderdelen van de bovenste luchtwegen.

2. Je leert de kenmerken en functies van de onderdelen van de bovenste 
    luchtwegen

3. Je leert wat het verschil is tussen de neus- en mondademhaling

4. Je leert wat de stand van de huig en het strotklepje is tijdens de ademhaling, 
    tijdens slikken en tijdens verslikken



Slide 2 - Slide

Luchtwegen

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Ademhalingsstelsel
Het lichaam heeft zuurstof nodig voor de verbranding. Je ademt dat in met de lucht.

We onderscheiden bovenste- en onderste luchtwegen. De bovenstel luchtwegen bestaan uit:
- neusholte
- mondholte
- keelholte
- strottenhoofd

bronchie
vertakkingen
Luchtwegen zijn ruimten in je lichaam die gevuld zijn met lucht

Slide 5 - Slide

Neusslijmvlies
De meeste mensen ademen in en uit door de neus, je noemt dit de neusademhaling. 


slijmlaag
1
trilharen
2
slijmproducerende cel
4
trilhaarcel
3
bloedvat
5
De lucht gaat langs je neusharen en je slijmvlies.
De lucht wordt vochtig gemaakt en gezuiverd.

Slide 6 - Slide

Neusslijmvlies

Leer de functies van de onderdelen:

1. Slijmlaag
2. Trilharen
3. Trilhaarcel
4. Slijmproducerende cel
5. Bloedvat

Het neusslijmvlies zit bovenin, aan de binnenkant van je neus. Het maakt de lucht wat vochtig. Bij verkoudheid wordt er heel veel vocht geproduceerd en 'snotter' je.

laag met kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers
1
Verplaatsen het slijm met kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers naar de keelholte. Dit slik je in. Zo komen deze deeltjes niet in je longen.
2
Maken slijm. Aan het slijm blijven kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers kleven.
4
Dit zijn de cellen met dunne haartjes. De trilhaartjes vervoeren het slijm naar de keelholte.
3
Heeft invloed op de temperatuur van de lucht. Het voorkomt bijvoorbeeld dat er hele koude lucht in de longen komt.
5
De lucht gaat langs je neusharen en je slijmvlies.
De lucht wordt vochtig gemaakt en gezuiverd.

Slide 7 - Slide

Je reukzintuig zorgt ervoor dat je iets kunt ruiken. Het bevindt zich boven in je neusholte. Pizza vind je misschien lekker ruiken. Als je gas ruikt, wordt je gewaarschuwd. 
Als je door je mond ademhaalt, wordt de lucht niet verwarmd, minder vochtig en niet gezuiverd. 
Ook wordt de lucht niet 'gekeurd' (je ruikt geen gas).
Reukzintuig

Slide 8 - Slide

Lucht gaat langs de huig en komt in de keelholte
1
In je strottenhoofd liggen je stembanden. Die gebruik je tijdens het praten.
!
Lucht in de luchtpijp
3
Tijdens het slikken, sluit de huig.
Daardoor kan voedsel niet in de neusholte terecht komen.
4
Tijdens het slikken, sluit het strotklepje.
Daardoor kan voedsel niet in de luchtpijp terecht komen.
5
Lucht komt langs het strotklepje en gaat naar de luchtpijp
2
Tijdens het slikken, 
sluit de huig niet.
Daardoor kan voedsel 
in de neusholte 
terechtkomen.
6
Tijdens het slikken, sluit het strotklepje niet.
Daardoor kan voedsel in de luchtpijp terecht komen.
7
Keelholte en strottenhoofd

Slide 9 - Slide


Wat is juist?
A
1: neusholte B : luchtpijp
B
1: mondholte A: slokdarm
C
1: neusholte B: slokdarm
D
1: mondholte A: luchtpijp

Slide 10 - Quiz

1. Neusholte verwarmt binnenkomende lucht.

2. Bij een mondademhaling heb je meer kans op een
keelontsteking.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
waar nietwaar
D
nietwaar waar

Slide 11 - Quiz


1: Neusademhaling:
Meer kans op waarschuwing bij schadelijke gassen

2. Binnenstromende lucht blijft droog bij een
mondademhaling
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
waar nietwaar
D
nietwaar waar

Slide 12 - Quiz


Wat zie je hier?
A
open huig
B
voedsel in de slokdarm
C
open strotklepje
D
voedsel in de luchtpijp

Slide 13 - Quiz


Wat zie je hier?
A
open strotklepje en gesloten huig
B
gesloten strotklepje en open huig
C
open strotklepje en open huig
D
gesloten strotklepje en gesloten huig

Slide 14 - Quiz


Hier zie je iemand die....
A
zich verslikt
B
lucht inademt
C
voedsel normaal doorslikt
D
lucht in de slokdarm krijgt

Slide 15 - Quiz


1. Neusademhaling is gezonder dan mondademhaling, omdat het bloed in de
bloedvaten van het neusslijmvlies de binnenstromende lucht verwarmt.

2. Als je verkouden bent, maakt het neusslijmvlies te weinig vocht aan.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 16 - Quiz

neusholte

Slide 17 - Open question

Reukzintuig

Slide 18 - Open question

Luchtpijp

Slide 19 - Open question

Neusademhaling

Slide 20 - Open question

Trilhaarcellen

Slide 21 - Open question

Neusslijmvlies

Slide 22 - Open question

Bronchiën

Slide 23 - Open question

Strotklepje

Slide 24 - Open question

Luchtwegen

Slide 25 - Open question

Huig

Slide 26 - Open question

Leerdoel

1.  Je weet en kunt uitleggen wat de onderdelen van de bovenste luchtwegen zijn.

2. Je weet en kunt uitleggen wat de kenmerken en functies van de onderdelen van 
    de bovenste luchtwegen zijn.

3. Je weet en kunt uitleggen wat het verschil is tussen de neus- en mondademhaling

4. Je weet en kunt uitleggen wat de stand van de huig en het strotklepje is tijdens de 
    ademhaling, tijdens slikken en tijdens verslikken.



Slide 27 - Slide