5V K3C Modalverben

Wat is de uitgang van het werkwoord bij ,,du-vorm" in de t.t.?
1 / 15
next
Slide 1: Open question
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat is de uitgang van het werkwoord bij ,,du-vorm" in de t.t.?

Slide 1 - Open question

Wat is de uitgang van het werkwoord bij ,,ich-vorm" in de t.t.?

Slide 2 - Open question

Wat is de uitgang van het werkwoord bij ,,er/sie/es/man-vorm" in de t.t.?

Slide 3 - Open question

Lernziel:
Ik ken de modale hulpwerkwoorden (Modalverben) en kan deze in een zin toepassen.

Slide 4 - Slide

Instructie: Wann?
Je kunt hiermee uitdrukken dat iets mogelijk, gewenst of noodzakelijk is. 

Het zijn hulpwwen, er staat namelijk bijna altijd een ander werkwoord bij in de zin.

Slide 5 - Slide

Instructie: Welche gibt es?
können
dürfen
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen

Slide 6 - Slide

Instructie: Übersetzungen?
können = können > Ich kann morgen nicht kommen.
dürfen = mogen, toestemming hebben > Ich darf heute nicht kommen. 
mögen = leuk vinden, lusten, mogen, aardig vinden > Ich mag Eis.
möchten = zou graag willen (wens) > Ich möchte gerne ein Eis.
wollen = willen (wat onbeleefder, directer > Ich will ein Eis.
wissen = weten > Ich weiß die Antwort.

Slide 7 - Slide

Instructie: Müssen vs sollen?
sollen = moeten (wil van een ander, vraag naar een mening)
Was soll ich anziehen?
Er soll sich melden beim Direktor.

müssen = moeten (noodzaak, het kan niet anders)
Ich muss morgen arbeiten.
Ich muss zur Toilette.

Slide 8 - Slide

Instructie: Besonderheiten? (1)
Bij de meeste Modalverben krijgen de enkelvoudsvormen een klankverandering, terwijl de meervoudsvormen regelmatig vervoegd worden (dus STAM -en / -t /-en)

Ich kann
du kannst
er/sie/es/man kann
wir können
ihr könnt
Sie/ sie können

Slide 9 - Slide

Instructie: Besonderheiten? (2)
Bij alle Modalverben zijn de vormen bij ich én bij er/sie/es/man gelijk, terwijl dat bij ,,normale ww" niet zo is & er komt niks anders:
ich mag

er/sie/es/man mag

ich möchte

er/sie/es/man möchte

Slide 10 - Slide

Instructie: Formen? 
Bekijk de pagina's 235-237 en kijk naar de rijtjes van de Modalverben, in de t.t. en het volt.dw.
Bekijk welke vormen je niet meer wist en noteer dit in het laatste vak.

Slide 11 - Slide

Der Arzt sagt, dass du auf diese ungesunden Lebensmittel verzichten ..........
A
sollst
B
musst

Slide 12 - Quiz

Ihr .............. den Schulplatz nicht verlassen.
A
möcht
B
dürft
C
mag
D
darft

Slide 13 - Quiz

Er ............ jetzt ein Cola, dass war klar. Er hat nämlich brutal geschreit.
A
will
B
möchte
C
willt
D
möchtet

Slide 14 - Quiz

Ik ken de modale hulpwerkwoorden (Modalverben) en kan deze in een zin toepassen.
Eens/ oneens?
-1100

Slide 15 - Poll