Verkeersregels voor fietsers

Verkeersregels voor fietsers
1 / 16
next
Slide 1: Slide
PAVSecundair onderwijs

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Verkeersregels voor fietsers

Slide 1 - Slide

Hoe goed ken jij de verkeersregels?
0100

Slide 2 - Poll

De fietser rijdt op de rotonde die de gele auto ook wil oprijden. Wie heeft voorrang?
A
De fietser moet de gele auto voorrang verlenen, want de auto komt van rechts.
B
Geen van beide heeft voorrang. Zowel de fietser als de auto moeten voorzichtig zijn.
C
De fietser heeft voorrang.

Slide 3 - Quiz

De gele auto moet rechtdoor. De tegenligger wil links afslaan en de fietser wil de rijbaan oversteken. Wie mag eerst doorrijden?
A
De fietser
B
De tegenligger
C
De gele auto.

Slide 4 - Quiz

De fietser is gestopt aan dit kruispunt zonder voorrangsborden. Wie heeft voorrang?
A
De fietser
B
De gele auto wat de fietser is gestopt.
C
De gele auto, want de fietser is geen voertuig.

Slide 5 - Quiz

Heeft de fietser hier voorrang?
A
ja
B
neen

Slide 6 - Quiz

De fietser zit op zijn fiets en wil het zebrapad oversteken.
A
De fietser heeft voorrang want hij is een zwakke weggebruiker.
B
De fietser heeft geen voorrang want hij zit nog op zijn fiets.
C
De auto moet stoppen voor de fietser.

Slide 7 - Quiz

Het fietspad houdt op te bestaan en de fietser moet op de rijbaan rijden. Moet de auto hem voorrang verlenen?
A
nee
B
ja
C
Ja, maar enkel binnen de bebouwde kom.

Slide 8 - Quiz

De fietser zit op z'n fiets en wil deze oversteekplaats voor fietsers oprijden.
A
De auto moet deze fietser geen voorrang verlenen.
B
De auto moet deze fietser voorrang verlenen binnen de bebouwde kom.
C
De auto moet deze fietser overal voorrang verlenen.

Slide 9 - Quiz

De fietser wil hier rechtdoor rijden.
A
Dat mag.
B
Dat mag op voorwaarde dat er geen tegemoetkomend verkeer is.
C
Dat mag niet.

Slide 10 - Quiz

De fietser mag op dit kruispunt bij rood licht...
A
niets. Hij moet stoppen.
B
rechts afslaan, ook al is het rood.
C
rechts afslaan en rechtdoor rijden, op voorwaarde dat het veilig is.

Slide 11 - Quiz

We zijn buiten de bebouwde kom. Mogen deze fietsers naast elkaar rijden op de rijbaan?
A
Ja, maar buiten de bebouwde kom moeten ze achter elkaar gaan rijden zodra een achterligger nadert.
B
Nee, buiten de bebouwde kom moeten ze steeds achter elkaar rijden.
C
Nee, ze moeten de berm gebruiken.

Slide 12 - Quiz

Een voetganger met een fiets aan de hand...
A
wordt beschouwd als voetganger.
B
moet de oversteekplaatsen voor fietsers gebruiken.
C
mag niet tegen de rijrichting oversteken.

Slide 13 - Quiz

De fietsers rijden naast elkaar binnen de bebouwde kom.
A
Dat mag hier.
B
Dat mag hier, maar als de auto claxonneert, dan moeten ze achter elkaar rijden zodat de auto voorbij kan.
C
Dag mag hier zolang ze de tegenliggers niet hinderen.

Slide 14 - Quiz

Een fietser fietst op het voetpad.
A
Dat mag.
B
Dat mag als de fietser jonger is dan 10 jaar.
C
Dat mag niet.
D
Dag mag als de fietser jonger is dan 9 jaar en de fietswielen een diameter hebben van max. 50 cm.

Slide 15 - Quiz

Wie heeft er voorrang?
A
De fietser
B
De auto
C
Geen van beide, ze moeten beide voorzichtig zijn.

Slide 16 - Quiz