STE A1- Proeftest extra

STE A1-
Proeftest - extra
STE Languages
Training A1-
Extra proeftest
1 / 73
next
Slide 1: Slide
ANT2+Beroepsopleiding

This lesson contains 73 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

STE A1-
Proeftest - extra
STE Languages
Training A1-
Extra proeftest

Slide 1 - Slide

Wat gaan we oefenen?
Opdracht 1: kijken en luisteren
Opdracht 2: antwoord geven
Opdracht 3: belangrijke zinnen
Opdracht 4: grammatica (meerkeuze)
Opdracht 5: grammatica (open)
Opdracht 6: foto's beschrijven
Opdracht 7: spreken

Slide 2 - Slide

Opdracht 1
Kijk en luister naar de video.
Kies het juiste antwoord op de vragen.

Slide 3 - Slide

6

Slide 4 - Video

01:09
Waarom gaan ze naar het café?
A
Ze zijn moe van het sporten.
B
Ze gaan een voetbalwedstrijd kijken.

Slide 5 - Quiz

01:49
Het café is dichtbij.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

02:09
Er zijn ...... mensen in het café.
A
geen
B
veel
C
weinig

Slide 7 - Quiz

02:43
De voetbalwedstrijd is in .....
A
Amsterdam
B
Milaan

Slide 8 - Quiz

03:36
Martin, Marieke en Gianluca zijn fan van Ajax.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

03:56
Waarom is het niet meer gezellig?
A
Martin en Marieke zijn allebei boos.
B
Gianluca is boos op Marieke en Martin.

Slide 10 - Quiz

Opdracht 2
Beantwoord de vragen in het Nederlands.
Gebruik de gegevens tussen haakjes (..).
Begin met een hoofdletter en eindig met een punt (.).

Slide 11 - Slide

Hoi! Wie ben jij?
(Max)

Slide 12 - Open question

Waar woon jij?
(Rotterdam)

Slide 13 - Open question

Waar kom je vandaan?
(Spanje)

Slide 14 - Open question

Welke talen spreek jij?
(Engels en Nederlands)

Slide 15 - Open question

Hoe laat is het?
(kwart over drie)

Slide 16 - Open question

Hoe heet zij?
(Myriam)

Slide 17 - Open question

Hoe heet jouw broer?
(John)

Slide 18 - Open question

Zullen we iets afspreken morgen?
(goed idee)

Slide 19 - Open question

Hallo! Alles goed?
(niet zo goed)

Slide 20 - Open question

Kosten de tomaten drie euro?
(vijf euro)

Slide 21 - Open question

Wil jij ook een voorgerecht?
(alleen een hoofdgerecht)

Slide 22 - Open question

Hoeveel kost de laptop?
(500 euro)

Slide 23 - Open question

Houd je van vis?
(heerlijk)

Slide 24 - Open question

Opdracht 3
Combineer de vragen en antwoorden.

Slide 25 - Slide

Woon je al lang in Nederland?
Wanneer is Louise jarig?
Uit welk land kom jij?
Waar woon je nu?
Hoe ziet Hans eruit?
Hoe laat is het?
Ik woon in Alkmaar.
Ik kom uit Mexico.
Het is vijf uur 's middags.
Hij heeft kort, blond haar.
Zij is jarig op 5 juni.
Nee, pas drie maanden.

Slide 26 - Drag question

Mag ik een wijntje, alstublieft?
Ik wil graag afrekenen.
Hoe gaat het met je?
Zullen we naar de bioscoop gaan?
Zal ik voor je koken?
Ga je mee sporten?
Prima, en met jou?
Ja, lekker. Dat is lief!
Jazeker, komt eraan.
Nee, ik ben moe.
Ja, gezellig! Hoe laat?
Hier is de rekening.

Slide 27 - Drag question

Hoeveel tomaten koopt Henk?
Wat kost een kilo kipfilet?
Gaat het zo mee?
Anders nog iets?
Hoe vind je de soep?
Houd je van kip?
Ja hoor, ik heb een tas.
Echt lekker!
Doe ook maar twee paprika's.
Hij koopt drie kilo.
Nee, ik ben vegetariër.
10 euro.

Slide 28 - Drag question

Opdracht 4
Kies het juiste antwoord.
GRAMMATICA

Slide 29 - Slide

Wanneer ........ wij pauze?
De docent .... ons pauze over 15 minuten.
A
heb, geeft
B
hebt, geven
C
heeft, geef
D
hebben, geeft

Slide 30 - Quiz

Hoe laat ....... de les?
En hoe laat .... de les klaar?
A
begin, is
B
begint, is
C
begint, zijn
D
begin, zijn

Slide 31 - Quiz

Ik ......... bij ASML.
En jij? ...... jij daar ook?
A
werk, werk
B
werk, werkt
C
werkt, werk
D
werkt, werkt

Slide 32 - Quiz

Wij ..... in Madrid.
Mijn ouders .... naar Nederland.
A
wonen, reist
B
wonen, reizen
C
woont, reist
D
woont, reizen

Slide 33 - Quiz

Mevrouw Lamers, hebt ...... een afspraak?
A
ik
B
je
C
u
D
zij

Slide 34 - Quiz

Waar wonen jullie?
......... wonen in Eindhoven.
A
Jullie
B
Zij
C
Wij
D
Hij

Slide 35 - Quiz

............. komen jullie?
Wij komen morgen.
A
Waar
B
Wat
C
Wanneer
D
Wie

Slide 36 - Quiz

......... is jouw adres?
Dat is Kerkstraat 15.
A
Wat
B
Wie
C
Waar
D
Waarom

Slide 37 - Quiz

........... leer je Nederlands?
Omdat ik wil praten met collega's.
A
Waar
B
Waarom
C
Wat
D
Hoe

Slide 38 - Quiz

Wie is ......... baas?
Mijn baas is Marc.
A
jouw
B
zijn
C
haar
D
onze

Slide 39 - Quiz

....... cursus is interessant.
........ auto is snel.
A
de, het
B
de, de
C
het, de
D
het, het

Slide 40 - Quiz

....... meisje heet Lisa.
....... maand december is donker.
A
de, de
B
de, het
C
het, de
D
het, het

Slide 41 - Quiz

Wat is .... adres van onze vrienden?
In ...... zomer gaan we op vakantie.
A
de, de
B
de, het
C
het, de
D
het, het

Slide 42 - Quiz

........ docent heet Florian.
Hoe laat heb jij ..... afspraak?
A
de, de
B
de, het
C
het, de
D
het, het

Slide 43 - Quiz

........ restaurant gaat bijna open.
Neem jij ....... rode wijn?
A
de, de
B
de, het
C
het, de
D
het, het

Slide 44 - Quiz

Dat is een ....... vraag.
Ik heb een ........ idee.
A
goede, goede
B
goed, goed
C
goede, goed
D
goed, goede

Slide 45 - Quiz

Ik heb een ....... huis.
De ........ vrouw heet Samantha.
A
mooi, mooi,
B
mooi, mooie
C
mooie, mooi
D
mooie, mooie

Slide 46 - Quiz

........ idee!
Wil je ook ........ fruit?

A
leuk, vers
B
leuk, verse
C
leuke, vers
D
leuke, verse

Slide 47 - Quiz

Dat zijn ......... mensen.
Ik ben een .............. man.

A
lief, Nederlands
B
lieve, Nederlands
C
lief, Nederlandse
D
lieve, Nederlandse

Slide 48 - Quiz

Wat ............ we drinken? Bier?
A
kunnen
B
moeten
C
willen
D
zullen

Slide 49 - Quiz

Ik ........... vanavond werken.
........ jij eerder beginnen?
A
moet, kun
B
kan, moet
C
moet, kunnen
D
kunnen, moet

Slide 50 - Quiz

Hij is jarig. Hij ..... een rondje geven.
Ben jij 18? Jij ...... nog geen alcohol.
A
kan, wil
B
moet, wil
C
wil, kan
D
wil, mag

Slide 51 - Quiz

Is het lekker? ..... je misschien proeven?
A
moet
B
wil
C
zal
D
ga

Slide 52 - Quiz

Opdracht 5
Noteer het juiste antwoord.
GRAMMATICA

Slide 53 - Slide

Zet in de pluralis:
een biertje, twee .....

Slide 54 - Open question

Zet in de pluralis:
een auto, twee .......

Slide 55 - Open question

Zet in de pluralis:
een huis, twee .....

Slide 56 - Open question

Zet in de pluralis:
een boot, twee ....

Slide 57 - Open question

Zet in de pluralis:
een bus, twee ....

Slide 58 - Open question

Zet in de pluralis:
een euro, twee ....

Slide 59 - Open question

Opdracht 6
Schrijf een zin bij de foto.

Slide 60 - Slide

Schrijf een zin bij de foto.

Slide 61 - Open question

Schrijf een zin bij de foto.

Slide 62 - Open question

Schrijf een zin bij de foto.

Slide 63 - Open question

Schrijf een zin bij de foto.

Slide 64 - Open question

Schrijf een zin bij de foto.

Slide 65 - Open question

Opdracht 7
Doe de spreekoefeningen.

Slide 66 - Slide

Geef antwoord op de vragen.
1. Waar werk je?
2. Hoe heet jij?
3. Uit welk land kom jij?
4. Vind je pizza lekker?
5. Wat zijn jouw hobby's?
6. Houd je van sporten?

Slide 67 - Slide

Geef antwoord op de vragen.
7. Welke talen spreek je?
8. Wat is jouw lievelingseten?
9. Heb je kinderen?
10. Ben je getrouwd?
11. Zullen we naar de film gaan?
12. Wat doe jij vanavond?

Slide 68 - Slide

Geef antwoord op de vragen.
13. Hoe oud ben je?
14. Vind je de cursus leuk?
15. Wat doe je in je vrije tijd?
16. Wanneer ga je op vakantie?
17. Alles goed met jouw familie?
18. Op welke dagen werk jij?

Slide 69 - Slide

Spreek de getallen uit.
349
999
1234
728
101
5893
217

Slide 70 - Slide

Spel de woorden.
werken
restaurant
aardappel
vlees
leeftijd
bedankt
verjaardag

Slide 71 - Slide

Feedback?

Slide 72 - Mind map

Geef Robins lessen een cijfer.
110

Slide 73 - Poll