Herhalingsles JUNI anatomie en fysiologie - bewegingsstelsel en oor

Herhalingsles JUNI anatomie en fysiologie - bewegingsstelsel en oor
1 / 51
next
Slide 1: Slide
Maatschappij en welzijnSecundair onderwijs

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 31 min

Items in this lesson

Herhalingsles JUNI anatomie en fysiologie - bewegingsstelsel en oor

Slide 1 - Slide

Wat is een belangrijke mechanische functie van het skelet?
A
Het opslaan van vetten
B
Vorm en steun geven aan het lichaam
C
Het aanmaken van hormonen
D
Het regelen van de lichaamstemperatuur

Slide 2 - Quiz

Welke stof wordt voornamelijk opgeslagen in de beenderen?

A
Natrium
B
Glucose
C
Calcium
D
Ijzer

Slide 3 - Quiz

Welke bewering over de bescherming door het skelet is correct?
A
De ribben beschermen de longen en het hart
B
De schedel beschermt de spieren
C
Het bekken beschermt de schildklier
D
Het sleutelbeen beschermt de darmen

Slide 4 - Quiz

Waarom zijn spieren verbonden met beenderen?
A
Om bloedcellen aan te maken
B
Voor calciumtransport
C
Om energie op te slaan
D
Voor beweging van het lichaam

Slide 5 - Quiz

Waar worden rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes aangemaakt?
A
In het zenuwstelsel
B
In het beenmerg van beenderen
C
In het spierweefsel
D
In de darmen

Slide 6 - Quiz

Welk bot verbindt de arm met de romp en ligt aan de achterkant van de schouder?
A
Schouderblad
B
Spaakbeen
C
Ellepijp
D
Opperarmbeen

Slide 7 - Quiz

Wat is het lange bot in de bovenarm dat loopt van schouder tot elleboog?
A
Spaakbeen
B
Ellepijp
C
Opperarmbeen
D
Schouderblad

Slide 8 - Quiz

Welk bot ligt aan de duimzijde van de onderarm?
A
Ellepijp
B
Spaakbeen
C
Opperarmbeen
D
Schouderblad

Slide 9 - Quiz

Welke twee beenderen vormen samen de onderarm?
A
Ellepijp en spaakbeen
B
Schouderblad en opperarmbeen
C
Spaakbeen en sleutelbeen
D
Ellepijp en dijbeen

Slide 10 - Quiz

Wat is het grootste en sterkste bot van het menselijk lichaam?
A
Heupbeen
B
Dijbeen
C
Kuitbeen
D
Scheenbeen

Slide 11 - Quiz

Welk bot ligt aan de voorkant van het onderbeen en draagt het meeste lichaamsgewicht?
A
Scheenbeen
B
Kuitbeen
C
Dijbeen
D
Heupbeen

Slide 12 - Quiz

Wat is het slankere bot aan de buitenkant van het onderbeen?
A
Dijbeen
B
Spaakbeen
C
Kuitbeen
D
Scheenbeen

Slide 13 - Quiz

Welk bot vormt samen met het dijbeen het heupgewricht?
A
Heupbeen
B
Kuitbeen
C
Scheenbeen
D
Spaakbeen

Slide 14 - Quiz

Welke uitspraak over botweefsel is correct?
A
Het is zeer flexibel en vervormbaar
B
Het is stug en niet vervormbaar
C
Het is beweeglijk en zacht
D
Het komt alleen voor in gewrichten

Slide 15 - Quiz

Wat is een belangrijk kenmerk van kraakbeenweefsel in vergelijking met botweefsel?
A
Het is harder dan botweefsel
B
Het is minder elastisch dan botweefsel
C
Het is beweeglijker en meer vervormbaar
D
Het is volledig ondoordringbaar

Slide 16 - Quiz

Wat is géén voorbeeld van steunweefsel in het skelet?
A
Botweefsel
B
Spierweefsel
C
Kraakbeenweefsel
D
Beide A en B zijn steunweefsel

Slide 17 - Quiz

Waar bestaat het grootste deel van het skelet uit?
A
Alleen kraakbeen
B
Alleen kraakbeen
C
Voornamelijk botweefsel
D
Water en vet

Slide 18 - Quiz

Welke van de onderstaande is geen functie van kraakbeenweefsel?
A
Aanmaak van rode bloedcellen
B
Soepele beweging mogelijk maken
C
Vorm en steun geven
D
Schokken en druk opvangen

Slide 19 - Quiz

Hoe helpt kraakbeen bij het maken van soepele bewegingen?
A
Door calcium op te slaan
B
Door spieren aan te maken
C
Door zijn gladde en buigzame structuur
D
Door de aanmaak van vetcellen

Slide 20 - Quiz

Welk type weefsel vormt een verbindingsstuk tussen sommige beenderen, zoals in de ribbenkast of tussen wervels?
A
Spierweefsel
B
Zenuwweefsel
C
Kraakbeenweefsel
D
Bindweefsel

Slide 21 - Quiz

Waarom is het gehoor belangrijk voor het dagelijks functioneren?
A
Alleen om muziek te beluisteren
B
Het helpt bij oriëntatie, communicatie en reageren op signalen
C
Omdat het invloed heeft op je zicht
D
Het is nodig om te kunnen proeven

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurt er als je geluid opvangt en registreert?
A
Je slaapt sneller in
B
Je bloeddruk daalt
C
Je evenwicht verbetert
D
Het lokt een reactie uit

Slide 23 - Quiz

Wat is een mogelijk gevolg van gehoorverlies?
A
Toename van spierkracht
B
Betere concentratie
C
Verhoogde visuele scherpte
D
Sociaal isolement en het missen van alarmsignalen

Slide 24 - Quiz

Wat raakt beschadigd bij gehoorschade in het binnenoor?
A
Trommelvlies
B
Gehoorgang
C
Haarcellen in het orgaan van Corti
D
Slakkenhuis

Slide 25 - Quiz

Wat is juist over beschadigde haarcellen in het oor?
A
Ze kunnen zichzelf herstellen binnen enkele weken
B
Ze groeien terug bij rust
C
De schade is onomkeerbaar
D
Ze worden vervangen door nieuwe cellen

Slide 26 - Quiz

Welke van onderstaande is géén gevolg van gehoorschade?
A
Tinnitus
B
Het beter horen van lage tonen
C
Overgevoeligheid voor bepaalde geluiden
D
Hoge tonen niet meer kunnen horen

Slide 27 - Quiz

Wat doet een hoortoestel bij gehoorschade?
A
Herstelt de haarcellen volledig
B
Vervangt het slakkenhuis
C
Compenseert de gehoorschade deels
D
Verbetert het gezichtsvermogen

Slide 28 - Quiz

Waarom is gehoorbescherming belangrijk?
A
Omdat gehoorschade altijd volledig hersteld kan worden
B
Omdat haarcellen zichzelf genezen
C
Omdat gehoorschade onomkeerbaar is
D
Omdat het gehoor geen invloed heeft op communicatie

Slide 29 - Quiz

Welk orgaan zorgt ervoor dat we kunnen horen?
A
Orgaan van Corti
B
Trommelvlies
C
Binnenoor
D
Slakkenhuis

Slide 30 - Quiz

Waar bevindt het orgaan van Corti zich?
A
Gehoorgang
B
Slakkenhuis
C
Middenoord
D
Gehoorzenuw

Slide 31 - Quiz

Welk deel van het oor vangt als eerste de geluidsgolven op?
A
Middenoor
B
Gehoorzenuw
C
Oorschelp
D
Slakkenhuis

Slide 32 - Quiz

Welk soort weefsel ligt er tussen kraakbeen en het botweefsel boven de gehoorgang?
A
Bindweefsel
B
Zenuwweefsel
C
Spierweefsel

Slide 33 - Quiz

In welke eenheid wordt geluidssterkte uitgedrukt?
A
decibels
B
Hertz
C
peabels

Slide 34 - Quiz

Wat bevat de gehoorgang?
A
Haartjes en smeeroor
B
Haartjes en smeerklieren
C
Haartjes en bindklieren

Slide 35 - Quiz

Waarvoor zijn gewrichten belangrijk?
A
Bescherming
B
Spijsvertering
C
Beweging
D
Ademhaling

Slide 36 - Quiz

Wat is een gewricht?
A
osteoporose
B
skeltspier
C
verbinding tussen 2 of meerdere beenderen
D
antagonisten

Slide 37 - Quiz

Wat is osteoporose?
A
skeletspier
B
bescherming van ingewanden
C
afname van botmassa
D
tussenwervels die tegen elkaar botsen

Slide 38 - Quiz

Wat is botweefsel?
A
beweeglijk en vervormbaar bot
B
geeft vorm en steun
C
Stug en niet vervormbaar
D
vangt schokken op

Slide 39 - Quiz

Welke van deze functies hoort niet bij de functies van het kraakbeenweefsel?
A
geeft vorm en steun
B
vormt geen verbinding tussen beenderen
C
zorgt voor soepele bewegingen
D
Vangt schokken en druk op

Slide 40 - Quiz

Welke 2 skeletspieren horen bij het been?
A
biceps
B
triceps
C
quadriceps
D
dijbiceps

Slide 41 - Quiz

Oma heeft haar sjaal laten vallen. Een voorbijganger roept 'Mevr. uw sjaal'. Dit is een voorbeeld van:
A
socio emotionele functie
B
alarmerende functie
C
communicatieve functie

Slide 42 - Quiz

Welke van de 4 beenderen horen bij de arm?
A
heupbeen
B
dijbeen
C
spaakbeen
D
scheenbeen

Slide 43 - Quiz

Tot welk deel behoort het trommelvlies in het oor?
A
buitenoor
B
binnenoor
C
middenoor

Slide 44 - Quiz

Welke van deze 4 begrippen hoort niet bij het binnenoor?
A
slakkenhuis
B
gehoorzenuw
C
stijgbeugel
D
voorhof

Slide 45 - Quiz

Wat is geen functie van beenderen?
A
opslag van calcium
B
bescherming ingewanden
C
aanhechting van spieren
D
zorgen voor soepele bewegingen

Slide 46 - Quiz

Wat is botweefsel?
A
hard bindweefsel
B
sponsachtig bindweefsel
C
zacht bindweefsel
D
niet stevig bindweefsel

Slide 47 - Quiz

Waarom is het belangrijk om Vit D op te nemen?
A
het maakt je sneller
B
het helpt om beter te horen
C
anders kan je lichaam geen calcium aanmaken
D
het helpt om beter te slapen

Slide 48 - Quiz

Wat is de belangrijkste spier in het lichaam?
A
hartspier
B
biceps
C
triceps
D
buikspier

Slide 49 - Quiz

Vanaf hoeveel dB zit je in de gevarenzone?
A
minder dan 85 dB
B
130 - 149 dB
C
85 - 129 dB
D
meer dan 150 dB

Slide 50 - Quiz

Welk deel van het oor hoort bij de buis van Eustachius?
A
buitenoor
B
middenoor
C
binnenoor
D
gehoorzenuw

Slide 51 - Quiz