NN6 - TH1 - H6 - Woordenschat : zoeken in een woordenboek

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma van de les
24 mei
Programma:

  • Opening
  • Woordbetekenissen zoeken
  • Aan de slag
  • Afsluiting
Lesdoel:

de betekenis van een onbekend woord opzoeken in het woordenboek



Slide 2 - Slide

Lesprogramma
1. Lezen 
2. Herhaling woordenschat H1 t/m H5
3. Uitleg woordenschat H6
4. Opdrachten maken
5. Afsluiting

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert de woordraadstrategieën van H1 t/m H5.
  • Je leert woordbetekenissen opzoeken in een woordenboek.

Slide 4 - Slide

Check huiswerk

Slide 5 - Slide

H6: zoeken in een woordenboek
Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, kun je in de tekst naar de betekenis zoeken. In hoofdstuk 1 tot en met 5 heb je hiervoor vijf manieren geleerd. 

H1: een synoniem zoeken
H2: een omschrijving zoeken
H3: een voorbeeld zoeken
H4: een tegenstelling zoeken
H5: een bekend woorddeel zoeken

Vind je de betekenis dan nog niet? Gebruik dan een (online) woordenboek.

Slide 6 - Slide

SYNONIEM

Slide 7 - Mind map

H1: een synoniem zoeken
Een synoniem is een ander woord met (ongeveer) dezelfde betekenis. Bijvoorbeeld:
  • rennen en hollen;
  • lawaai en herrie;
  • moeilijk en ingewikkeld.

Kijk of in dezelfde zin een synoniem staat. Zo niet? Lees dan de vorige en de volgende zin. 

Voorbeeld:
De aanvoerder van ons handbalteam is ook onder zijn vrienden graag de leider.


Slide 8 - Slide

H2: een omschrijving zoeken
Als je niet weet wat een woord betekent, dan kun je naar een omschrijving in de tekst zoeken. 

Bijvoorbeeld:
Bij het vakantiehuis van de beroemde zanger lagen paparazzi op de loer. Deze op schandalen beluste, heel opdringerige persfotografen hoopten op een bijzondere foto.

Nu weet je precies wat paparazzi zijn.

Zoek de omschrijving tussen haakjes of komma's, in de volgende zin of in de vorige zin. 


Slide 9 - Slide

Op welke manieren kun jij een omschrijving zoeken?

Slide 10 - Open question

H3: een voorbeeld zoeken
Ken je de betekenis van een woord niet? Kijk dan of er in de tekst voorbeelden worden genoemd. Deze voorbeelden maken de betekenis van een onbekend woord vaak duidelijk. 

Bijvoorbeeld:
Op het verjaardagsfeest van mijn nicht kregen we allerlei Franse delicatessen, zoals petitfours en meringues (schuimgebakjes).

Je weet nu wat bedoeld wordt met delicatessen: bijzondere, lekkere hapjes.

Slide 11 - Slide

H4: een tegenstelling zoeken
Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. 

Bijvoorbeeld:
Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.
Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.

TIP: let goed op de volgende signaalwoorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, hoewel, aan de ene kant, aan de andere kant. Aan deze woorden kun je zien dat er een tegenstelling in de zin staat.


Slide 12 - Slide

NOEM ZOVEEL MOGELIJK SIGNAALWOORDEN VAN EEN TEGENSTELLING

Slide 13 - Mind map

H5: een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord. Dat kan bij:
Samenstellingen. Bijvoorbeeld: inkoopmedewerker. Je kent het woord inkoop en het woord medewerker. Een inkoopmedewerker is dus iemand in het bedrijf die meehelpt met de inkoop.
Woorden met een voorvoegsel. Bijvoorbeeld: ongezond. Je weet dat -on hetzelfde is als niet of zonder. Ongezond betekent dus: niet gezond.
Woorden met een achtervoegsel. Bijvoorbeeld: naamloos. Je weet dat -loos hetzelfde is als zonder. Naamloos betekent dus dat iets zonder naam is, het heeft geen naam.

TIP: kijk welke delen van het woord jij al kent.

Slide 14 - Slide

Bij welke 3 woorden kan je een bekend woorddeel zoeken?

Slide 15 - Open question

H6: zoeken in een woordenboek
Heb je de betekenis van het onbekende woord nu nog niet gevonden? Gebruik dan een (online) woordenboek.
Zoek in het woordenboek de betekenis van een woord bij:

– het hele werkwoord (bevestigt zoek je bij bevestigen; gereserveerd bij reserveren)
– het enkelvoud van het woord (adviezen bij advies)
– de korte vorm van het woord (experimentje bij experiment)
– een deel van de samenstelling (verkeersslachtoffer bij slachtoffer; integratieproces bij integratie en/of proces)

In het woordenboek staan bij een woord vaak meerdere betekenissen. Je moet dan de betekenis kiezen die in de tekst past.

Bijvoorbeeld: 
Een eend stak met haar kuikens de weg over en hield al het verkeer op.
Ophouden betekent in deze zin: tegenhouden, belemmeren.

Slide 16 - Slide

Opdracht
Wat wordt er bedoeld met het woord "bedrukt"? 

Zoek dit op in het online woordenboek (www.vandale.nl)

Welke betekenis kan "bedrukt" nog meer hebben?

Slide 17 - Slide


Aan de slag!




H6: woordenschat - zoeken in een woordenboek
Ga aan de slag met de opdrachten:

Hoofdstuk 6 Woordenschat: woordbetekenissen opzoeken in en woordenboek
opdracht 1 t/m 3 op bladzijde155.




Klaar?
Verder met opdracht 4,5,6 en 7 
(bladzijde 156 en 157)





Slide 18 - Slide


Evaluatie:
  1. Wat was het lesdoel?
  2. Hoe ging het vandaag?
  3. Wat is het huiswerk:

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide