25. Formuleren - zinnen correct begrenzen

Formuleren H1: Zinnen correct begrenzen 

Aan het eind van de les:
  • kun je zinnen correct begrenzen. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Formuleren H1: Zinnen correct begrenzen 

Aan het eind van de les:
  • kun je zinnen correct begrenzen. 

Slide 1 - Slide

Herhaling klas 2
  • enkelvoudige vs. samengestelde zinnen
  • hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 2 - Slide

Waar moet de punt?
Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Slide 3 - Slide

Waar moet de punt?
Gisteren gingen we zwemmen. Hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.

Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was. We vermaakten ons prima.

Slide 4 - Slide

Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen. 


1. Hila zit met een colaatje in de tuin.

2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de               kapper.

3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?


Slide 5 - Slide

Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen. 


1. Peter zit met een colaatje in de tuin.

2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de               kapper.

3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?

Slide 6 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker. 


Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 

Slide 7 - Slide

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met 6 kinderen
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quiz

Hoofd- en bijzinnen
Als een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Deze samengestelde zin bestaat uit hoofdzinnen of hoofd- en bijzinnen.

Slide 9 - Slide

Hoofdzin

De hoofdzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen. 
  • De persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel.

[Evelien werkt bij de bakker], want [zij bakt graag koekjes].

Slide 10 - Slide

Bijzin

De bijzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten. 
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

[Omdat Evelien graag koekjes bakt], [werkt zij bij de bakker].

Slide 11 - Slide

Samengevat
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan, als eerste of tweede zinsdeel.

Bijzin:
Pv en ow meestal niet naast elkaar
Pv staat meestal achteraan.

Slide 12 - Slide

Samengestelde zinnen:
Twee of meer hoofdzinnen:
  • Hoofdzin + hoofdzin

Hoofdzin + meerdere bijzinnen:
  • Hoofdzin + bijzin + bijzin (kan ook andere volgorde zijn).

Meerdere hoofdzinnen + meerdere bijzinnen
  • Hoofdzin + hoofdzin + bijzin (kan ook andere volgorde zijn).

Slide 13 - Slide

Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.
A
1x HZ
B
2x HZ
C
BZ + HZ
D
HZ + BZ

Slide 14 - Quiz

Wat heb je hier?

Hij mag altijd eerst, tenzij hij voetbaltraining heeft.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ

Slide 15 - Quiz

Wat heb je hier?

In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ
C
HZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 16 - Quiz

Toen ze genoeg getraind had, liep ze de marathon.
Wat is de bijzin?
A
Toen ze genoeg getraind had.
B
liep ze de marathon

Slide 17 - Quiz

Ze vond dat ze een goede tijd had neergezet.
Wat is de bijzin?
A
Ze vond
B
Ze vond dat
C
dat ze een goede tijd had neergezet.

Slide 18 - Quiz

Lees de volgende zin. Het gedeelte tussen haakjes is een:

Als je dat nog een keer zegt, (word ik boos).
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 19 - Quiz

Zinnen correct begrenzen

Slide 20 - Slide

Zinnen correct begrenzen
  • Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • In een samengestelde zin worden de zinnen vaak van elkaar onderscheiden door een komma, een puntkomma of een dubbele punt.
  • Je kunt zinnen ook samenvoegen, maar dan moet je een voegwoord gebruiken (want, omdat, maar, ....)

Slide 21 - Slide

Zinnen correct begrenzen
  • Hoofdzin + hoofdzin: je zet een punt tussen de twee zinnen. 
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen. Ze hoefde haar wekker niet te zetten.

  • Hoofdzin + bijzin: zet een komma of gebruik een voegwoord. 
Tijdens de vakantie heeft Monique veel uitgeslapen, omdat ze haar wekker niet hoefde te zetten.

Slide 22 - Slide

Zinnen correct begrenzen
  • Waarom is deze zin fout?

 *Veel mensen vinden het moeilijk om nee te zeggen. Omdat ze bang zijn een ander te kwetsen.

Slide 23 - Slide

Zinnen correct begrenzen
  • Waarom is deze zin fout?


 *Veel mensen vinden het moeilijk om nee te zeggen. Omdat ze bang zijn een ander te kwetsen.

Een bijzin die zinsdeel is in een samengestelde zin, wordt als losse zin geschreven

Slide 24 - Slide

Zinnen correct begrenzen
  • Waarom is deze zin fout?


*Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.


Slide 25 - Slide

Zinnen correct begrenzen
  • Waarom is deze zin fout?


*Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.
Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte samengevoegd


Slide 26 - Slide

Wat moet je straks kunnen?
Geef aan of de onderstaande zinnen correct begrensd zijn. Noteer juist of onjuist.

1. Afgelopen zaterdag stonden alle treinen om 22.30 uur stil. Omdat de NS wilde protesteren tegen geweld in de treinen.
2. Ondanks dat er nog twintig races zijn, lijkt het nu al zeker te zijn dat Max Verstappen weer wereldkampioen wordt.
3. Nog maar een paar lesuren. En dan is het eindelijk vakantie!

Slide 27 - Slide

Aan de slag!
Ga zelfstandig aan de slag:
  • Formuleren hfst. 1:  blz 32 en 33 alle opdrachten.
  • Liever online? Ga naar hoofdstuk 1: zinnen correct begrenzen.

Klaar? 
  • Lees nogmaals de theorie uit hoofdstuk 2 - samentrekking (grammatica)
  • Begin vervolgens aan hoofdstuk 2 - samentrekking formuleren (formuleren)

Slide 28 - Slide