par. 1.1 Wat wil je kopen?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 2

Welkom bij economie

Boek + pen + rekenmachine

Tas van tafel 

Regels

-Spullen op tafel 

-Tijdens de instructie stil 

-Hand opsteken 

-Huiswerk in orde

-plezier

Wat gaan wij doen?

-Instructie over paragraaf 1.1 

- Zelfstandig werken 

- Opdrachten bespreken 

- Instructie over getallen/geld noteren

- zelfstandig werken 

- Afsluiten met een quiz

H1.1 Wat wil je kopen?

- Verschil tussen basis en overige behoeften 

- Je weet dat goederen en diensten de behoeftes vervullen

- Verschil tussen consumeren en zelfvoorziening

- verbruiksgoederen en gebruiksgoederen 

- Getallen juist afronden 

- Je weet hoe je geldbedragen correct noteert  

- verbruiksgoederen en gebruiksgoederen 

Behoeftes

Wat zijn behoeftes?

- Basisbehoeften

- Overige behoeften

Goederen en diensten

Je wilt in je behoeften kunnen voorzien:

- Goederen

- Diensten

Is het tastbaar?

Iets kopen of zelf maken?

Als je goederen of diensten koopt heet dit consumeren.

Als je zelf iets maakt om in je behoeften te voorzien heet dit zelfvoorziening.

Aan de slag 

Opdrachten 1 t/m 14

Blz 8 t/m 11

Opdrachten bespreken

Leerdoelen 

- Verbruiksgoederen en gebruiksgoederen 

- Je weet hoe je geldbedragen correct noteert

- Getallen juist afronden

Gebruiken of verbruiken 

Verbruiksgoederen= deze goederen maak je op 

gebruiksgoederen= deze goederen gaan langer mee EN je gebruikt het vaker

€5.000,10

- Euroteken 

-punt staat voor duizendtallen miljoenen etc

-Komma staat voor centen 

(er volgen nu 3 vragen)

€70,000.20

1. juist
2. Onjuist

€74.000.000,50

1. Juist
2. Onjuist

€39922

1. Juist
2. Onjuist

Rekenmachine

Aan de slag 

Je mag nu verder werken aan de opdrachten van par. 1.1

5 minuten voor de les een quiz 

noteer dit bedrag economisch correct op: 2.51

Welk bedrag is economisch correct?

1. €66,99,81.09
2. €6,500,10
3. 7.000,12
4. €6.500,10

Mijn eigen groenten kweken

1. Consumeren
2. Goederen
3. Zelfvoorziening

Bij de jumbo scant de kassière mijn boodschappen. Welk begrip hoort bij de kassiere?

1. Goederen
2. Zelfvoorziening
3. Basisbehoefte
4. Dienst

Leerdoelen

- Verschil tussen basis en overige behoeften

- Je weet dat goederen en diensten de behoeftes vervullen

- Verschil tussen consumeren en zelfvoorziening

- Getallen juist afronden

- Je weet hoe je geldbedragen correct noteert

- Je weet het verschil tussen verbruiksgoederen en gebruiksgoederen