Expert in Writing - klas 3

Klas 3




Writing
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Klas 3




Writing

Slide 1 - Slide

Outline periode 1
Week 1: start Writing
Week 2: Hoofdstuk 1 
Week 3: Hoofdstuk 2
Week 4: Hoofdstuk 3
Week 5: Hoofdstuk 4 en 5
Week 6: Oefentekst 1
Week 7: Oefentekst 2
Week 8: Oefentekst 3 en laatste lesweek voor herfstvakantie/toetsweek

Slide 2 - Slide

1 Tekstsoorten en opbouw
1. Persoonlijke mail: herkenbaar door aanhef, alinea's en slotgroet.
2. Blog: persoonlijke tekst, gaat vaak over persoonlijke ideeën en ervaringen. Website en blog met duidelijke titel.
3. Artikel: vaak informatief en formeel, professioneler dan een blog. Vaak tussenkopjes.

Elke tekst heeft altijd een duidelijke inleiding, midden en slot.

Slide 3 - Slide

Sleep het woord naar de juiste tekstsoort.
Artikel
Persoonlijke mail
Blog

Slide 4 - Drag question

2 Woordvolgorde

WIE - persoon, dier of ding
DOET - de werkwoorden
WAT - antwoord op 'wat doet wie?'
WAAR - locatie
 WANNEER - tijdaanduiding

Slide 5 - Slide

Een zin kan uit 5 onderdelen bestaan. 
Zet deze in de juiste volgorde:
Wie
Doet
Wat
Waar
Wanneer

Slide 6 - Drag question

Translate to English:
"Zij blijven deze zomer in Nederland."

Slide 7 - Open question

Is the word order correct?
"I drink every day three cups of coffee."
A
correct
B
incorrect

Slide 8 - Quiz

Maak Oefening 2
(Writing boekje p. 6)
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Key Oefening 2

1. I often watch sport on TV .
2. My father is usually in the garden in the afternoon.
3. She lives in Mexico.
4. He is reading the worksheet.
5. Our cat never sleeps in my bed. 

Slide 10 - Slide

Key Oefening 2

6. Lisa is opening the window now.
7. We always take the bus to school.
8. The grandparents are sitting on the sofa.
9. I go to school after breakfast.
10. Andy seldom comes home before 9 pm.

Slide 11 - Slide

3 Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters
Aan het begin van een nieuwe zin
Namen
Plaatsen
Feestdagen
I (ik)
Dagen en maanden
Punt
Einde van de zin
Afkortingen
Komma
Twee zinnen aan elkaar plakken
Opsomming of reeks woorden
Vraagteken
Aan het einde van een vraag

Slide 12 - Slide

Welk woord schrijf je met hoofdletter en welke niet?
WEL 
hoofdletter
GEEN
hoofdletter
apple
i
monday
weekend
month
easter
may
company

Slide 13 - Drag question