Samengestelde zinnen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Samengestelde zinnen

Wat is de juiste omschrijving van het begrip 'bijzin'?

1. Dit is een enkelvoudige zin.
2. Dit is het minder belangrijke, weglaatbare deel van een samengestelde zin.
3. Dit is het belangrijkste deel van een samengestelde zin.
4. Dit is een samengestelde zin.

Welke bewering over een hoofdzin is fout?

1. Je kunt de hoofdzin niet zomaar weglaten.
2. De PV en het onderwerp staan direct tegen elkaar (je kan geen woordje ertussen zetten).
3. De hoofdzin is het belangrijkste deel van de zin.
4. De PV staat vaak verder naar achter in de zin. Er is ruimte tussen het onderwerp en de PV.

Wanneer spreken we van een nevenschikking?

1. Als een samengestelde zin bestaat uit twee hoofdzinnen.
2. Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin.
3. Als een samengestelde zin bestaat uit twee bijzinnen.
4. Als er sprake is van een enkelvoudige zin.

Wanneer spreken we van een onderschikking?

1. ls een samengestelde zin bestaat uit twee bijzinnen.
2. Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin.
3. Als er sprake is van een enkelvoudige zin.
4. Als een samengestelde zin bestaat uit twee hoofdzinnen.

Wanneer spreken we van een samengestelde zin?

1. Als een zin slechts 1 persoonsvorm heeft.
2. Als een zin meerdere persoonsvormen heeft.

Nevenschikkend 

Onderschikkend

en

want

maar

omdat

hoewel 

als

Leg uit waarom de volgende zin een samengestelde zin is:


Ik ga naar de dokter, omdat ik buikpijn heb.

Lees het volgende stukje tekst:

Er rijden vandaag geen treinen, omdat er werkzaamheden zijn.

Is hier sprake van een onderschikking of nevenschikking? Licht je antwoord toe.

Horen de zinnen bij het begrip hoofdzin of bijzin?

Tekst

Hoofdzin

Bijzin

Als je deze zin weghaalt, houd je een complete zin over

PV en OND kunnen gescheiden worden door ander woordje 

Noteer het voegwoord uit de onderstaande zin.

Ik ga naar de dokter, omdat ik buikpijn heb.

Lees nogmaals de volgende zin:

Ik ga naar de dokter, omdat ik buikpijn heb.
Benoem het voegwoord. Kies uit: onderschikkend of nevenschikkend.

Noteer de hoofdzin.

Onze spits schoot raak, zodat wij wonnen.

Noteer de bijzin.

De wedstrijd gaat niet door als het regent.

Noteer uit de volgende zin de bijzin en de hoofdzin.

Mijn vader heeft de radio aan terwijl hij schildert.

Lees de zin hieronder.

Voeg aan de zin een BWB en een BVB toe.

Het jongetje koopt een boek.

Maak zelf een zin met het onderschikkend voegwoord als.

Maak zelf een zin met het nevenschikkend voegwoord maar.

Maak een nevenschikkende, samengestelde zin.

Maak een onderschikkende, samengestelde zin.