2H chap 5 blok C 20-5

1 / 30

Slide 1: Slide

FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with text slides and 4 videos.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

la présentation
être & avoir
Le passé composé avec être & avoir

Le but: à la fin de ce cours:

je connais la conjugaison d'être et d'avoir
je connais la formation du passé composé avec être et avoir

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

ÊTRE & AVOIR

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

www.tolearnfrench.com

Slide 7 - Link

www.talenwijzer.com

Slide 8 - Link

francais.lingolia.com

Slide 9 - Link

www.zouaafsoft.be

Slide 10 - Link

Le passé composé

1) De passé composé gebruik je om te zeggen dat iets al gebeurd is.

In het Nederlands bijvoorbeeld: ik HEB gegeten of

Ik BEN gevallen.

Slide 11 - Slide

Le passé composé

2) Bestaat uit een hulpwerkwoord AVOIR (hebben) of ÊTRE (zijn) en een voltooid deelwoord

Slide 12 - Slide

Het voltooid deelwoord

3) Maak je als volgt:

Werkwoorden op -er:

Haal de laatste -r weg en zet een accent op de laatste é -->

Parler - praten -->
parlé - gepraat

Werkwoorden op -ir:

Haal de laatste -r weg.

Finir - eindigen

fini - geëindigd

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Elle s'est lavée

Ils sont partis

Il a mangé

Il est tombé

elle est montée

elles ont dansé

Slide 15 - Slide

Il a donné - Elle a donné

Il est parti - Elle est partie

Nous avons fini - Vous avez fini

Je suis tombé(e) - Ils sont tombés

Slide 16 - Slide

Wat valt je op?

Slide 17 - Slide

avoir ou être? et pourquoi?

être

avoir

donner - manger- parler - partir - entrer - écouter -

arriver - faire - passer - participer - aller

Slide 18 - Slide

En wat gebeurt er met het voltooid deelwoord als de passé composé vervoegd wordt met avoir?

Slide 19 - Slide

Il a mangé

elles ont dansé

Elle a mangé

ils ont dansé

Slide 20 - Slide

En wat er gebeurt er met het voltooid deelwoord als de passé composé vervoegd wordt met être?

Slide 21 - Slide

Elle s'est lavée

Ils sont partis

Il est tombé

elle est montée

Slide 22 - Slide

Je suis parti(e)

Tu es parti(e)

Il est parti

Elle est partie

Nous sommes parti(e)s

Vous êtes parti(e)s

Ils sont partis
Elles sont parties

J'ai dansé
Tu as dansé

Il a dansé
Elle a dansé

Nous avons dansé
Vous avez dansé
Ils ont dansé

Elles ont dansé

Slide 23 - Slide

Vergelijk met het Nederlands: hebben of zijn

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Huiswerk

Volgende les:
donderdag 20 mei

Apprends GRAMMAIRE C
Fais les exercices 13c, d, e, f, 14a, b, c,d.

Slide 29 - Slide

www.lepointdufle.net

Slide 30 - Link