Voorbereiding toetsweek H2

H2 toetsweek
Voorzetsels 3e + 4e naamval

Voltooid deelwoord

Werkwoord tegenwoordige tijd
1 / 41
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H2 toetsweek
Voorzetsels 3e + 4e naamval

Voltooid deelwoord

Werkwoord tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Bij welke naamval hoort het keuzevoorzetsel:
aus
A
3e
B
4e

Slide 2 - Quiz

Bij welke naamval hoort het keuzevoorzetsel:
um
A
3e
B
4e

Slide 3 - Quiz

Bij welke naamval hoort het keuzevoorzetsel:
gegen
A
3e
B
4e

Slide 4 - Quiz

Bij welke naamval hoort het keuzevoorzetsel:
für
A
3e
B
4e

Slide 5 - Quiz

Bij welke naamval hoort het keuzevoorzetsel:
nach
A
3e
B
4e

Slide 6 - Quiz

Bij welke naamval hoort het keuzevoorzetsel:
zu
A
3e
B
4e

Slide 7 - Quiz

Welk keuzevoorzetsel gebruik je: naar (personen)
A
nach
B
zu

Slide 8 - Quiz

Welk keuzevoorzetsel gebruik je: naar (geografische plaats/ land)
A
nach
B
zu

Slide 9 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
für (mij)
A
ich
B
mich
C
mir

Slide 10 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
ohne (jullie)
A
ihr
B
euch

Slide 11 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
mit (u)
A
Sie
B
Ihnen

Slide 12 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
gegen (haar)
A
sie
B
ihr

Slide 13 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
bei (jou)
A
du
B
dich
C
dir

Slide 14 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
zu (ons)
A
wir
B
uns

Slide 15 - Quiz

Vertaal het woord tussen haakjes:
für (jullie)
A
ihr
B
euch

Slide 16 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoorden van het werkwoord:
spielen
A
ge + stam ww + t
B
ge + stam ww + en
C
be + stam ww + t
D
stam + t

Slide 17 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoorden van het werkwoord:
spielen
A
spielt
B
gespielen
C
bespielt
D
gespielt

Slide 18 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoorden van het werkwoord:
trainieren
A
ge + stam ww + t
B
ge + stam ww + en
C
be + stam ww + t
D
stam + t

Slide 19 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoorden van het werkwoord:
trainieren
A
getrainiert
B
trainiert
C
betrainiert
D
getrainieren

Slide 20 - Quiz

Maak het voltooid deelwoord:
besuchen

Slide 21 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
machen

Slide 22 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
fotografieren

Slide 23 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
kaufen

Slide 24 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
versuchen

Slide 25 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
haben

Slide 26 - Open question

Maak het voltooid deelwoord:
hören

Slide 27 - Open question

Welk ezelsbruggetje kun je gebruiken voor uitgangen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

Slide 28 - Mind map

Slide 29 - Slide

Vervoeg het werkwoord:
du (spielen)

Slide 30 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
er (machen)

Slide 31 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
wir (kaufen)

Slide 32 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
ev sie (heißen)

Slide 33 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
Sie (wohnen)

Slide 34 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
mv sie (gucken)

Slide 35 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
es (kommen)

Slide 36 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
ich (versuchen)

Slide 37 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
du (trinken)

Slide 38 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
ihr (hören)

Slide 39 - Open question

Vervoeg het werkwoord:
er (weinen)

Slide 40 - Open question

Laatste les:
Zelfstandig leren
Extra oefenen
Extra uitleg

Slide 41 - Poll