vca vragen

vca vragen
1 / 55
next
Slide 1: Slide
VcaPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

vca vragen

Slide 1 - Slide

Hoort het bij goed onderhoud of bij weten hoe je het gebruikt?
Goed onderhoud
Weten hoe je het gebruikt
Roald repareert een kapotte schroevendraaier.
Roald gebruikt een tang om schroeven los te wrikken.
Roald controleert of de tanden van zijn zaag nog scherp zijn.
Roald maakt alle gereedschappen goed schoon.

Slide 2 - Drag question


Wat is waar?
A
Het is veiliger om een moersleutel dan een ringsleutel te gebruiken.
B
Je mag de steel van een moersleutel langer maken.
C
De kop van een hamer moet je borgen met een wig.
D
De steel van een hamer mag ruw zijn.

Slide 3 - Quiz

Wordt de schroevendraaier goed of fout gebruikt?
Goed
Fout

Slide 4 - Drag question

Bij welke gereedschappen kan de elektriciteit gevaarlijk zijn?
Elektriciteit kan gevaarlijk zijn.
Elektriciteit is niet gevaarlijk.

Slide 5 - Drag question


Als je een machine gaat schoonmaken, zet je hem:
A
Aan
B
Uit

Slide 6 - Quiz


Welke PBM gebruik je als je met de kolomboormachine werkt?
A
B
C
D

Slide 7 - Quiz


Hoe groot mag de afstand tussen de leunspaan en de slijpsteen maximaal zijn?
A
0,3 mm
B
3 mm
C
3 cm
D
30 cm

Slide 8 - Quiz

Waarom doe je het of draag je het?
Daarmee voorkom je dat je uitglijdt.
Daarmee voorkom je dat de last uit je handen glijdt.
Daarmee voorkom je rugpijn.

Slide 9 - Drag question


Wat doe je als je een last optilt en lopend verplaatst?
A
Rennen, dan ben je snel klaar
B
Zoveel mogelijk de trap nemen
C
Steeds een trede overslaan op de trap
D
Goed letten op obstakels en geconcentreerd lopen

Slide 10 - Quiz

Sleep de plaatjes naar de goede naam.
Ketting
Hijsband
Staalkabel
Samenstel

Slide 11 - Drag question


Welke staalkabel heeft breuknest?
A
B
C

Slide 12 - Quiz


Wat doe je als een ketting te kort is?
A
Twee kettingen aan elkaar knopen
B
Verlengen met koppelschalmen

Slide 13 - Quiz


Hoe breed moet een hijsband minimaal zijn?
A
5 mm
B
5 cm
C
50 cm
D
5 m

Slide 14 - Quiz


Welk verbindingsmiddel gebruik je als de last om zijn as moet kunnen draaien?
A
Oogbout
B
Oogmoer
C
Sluiting
D
Wartel

Slide 15 - Quiz

Is dit een veilige situatie? Waarom wel of niet?

Slide 16 - Open question


Je wilt aan het werk op een steiger. Er hangt geen steigerkaart. Ga je de steiger op?
A
Ja natuurlijk, die steigerkaart is niet belangrijk.
B
Nee, als er geen steigerkaart hangt, mag ik er niet op.
C
Eigenlijk mag het niet, maar ik ben niet zo'n bangerd, dus ik doe het gewoon.

Slide 17 - Quiz


Op welk plaatje zie je een hangsteiger?
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz


Waarvoor gebruik je stabilisatoren?
A
Om te zorgen dat de rolsteiger steviger staat
B
Om de rolsteiger te laten rijden
C
Om de rolsteiger te kunnen verplaatsen, terwijl er nog iemand op staat

Slide 19 - Quiz


Wat is waar over een hoogwerker met een schaarconstructie?
A
Die neemt veel ruimte in beslag.
B
Die kan alleen recht omhoog.
C
Je kunt er hoger mee dan de hoogwerker met hefarm.
D
Je kunt ermee over iets heenreiken.

Slide 20 - Quiz


Welke beveiliging is verplicht als je op een schuin dak werkt?
A
Lint
B
Vaste reling
C
Verfstreep

Slide 21 - Quiz


Arbeidsmiddelen met een CE-markering voldoen aan:
A
Nederlandse regels
B
Amerikaanse regels
C
Europese regels
D
Mondiale regels

Slide 22 - Quiz


Wat is een onderdeel van de V&G-wetgeving?
A
De AOW
B
De Arbowet
C
De cao
D
De pensioenregeling

Slide 23 - Quiz


Je bent 21 jaar en je werkt 16 weken achter elkaar.
Hoeveel uur per week mag je dan gemiddeld werken?
A
12
B
48
C
55
D
60

Slide 24 - Quiz


Hoort de milieuwetgeving ook bij de V&G-wetgeving?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz


Mag de Inspectie SZW jou als werknemer om legitimatie vragen?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz


Wie kijkt welke gevaren er op het werk zijn en wat er tegen gedaan kan worden?
A
Bedrijfsarts
B
Bhv'er
C
EHBO'er
D
Preventieadviseur

Slide 27 - Quiz


Voor welk werk heb je een werkvergunning nodig?
A
B
C
D

Slide 28 - Quiz

Is het voor je veiligheid of voor je gezondheid?
Veiligheid
Gezondheid
Tijdens schilderwerk draag je een mondkapje.
Bij schilderwerk op een dak draag je een valharnas.
Je baas geeft je genoeg tijd voor je schilderwerk, zodat je niet hoeft te stressen.

Slide 29 - Drag question


Je werkt in de bouw. Jij en je collega's verbouwen een groot kantoorpand met 5 verdiepingen. Voor welk werk heb je geen aanvullende werkvergunning nodig?
A
Een muurtje metselen op de begane grond
B
Op een steiger op 10 meter hoog schilderen
C
In de kruipruimte elektriciteit aanleggen
D
Slopen van muren in het kantoorpand

Slide 30 - Quiz

Wat doet de vergunningverstrekker en wat doet de vergunninghouder?
Vergunning-
verstrekker
Vergunning-
houder
Geeft de vergunning aan de uitvoerder
Voert het werk uit
Zorgt dat de machines zijn veiliggesteld
Voert de metingen uit

Slide 31 - Drag question


Wie zorgt ervoor dat de vergunning op de werkplek is?
A
De vergunninghouder
B
De vergunningverstrekker

Slide 32 - Quiz


Stel, er is een werkvergunning voor 10 december 2020. Het is nu 11 december 2020. Mogen de operationele medewerkers nu aan het werk gaan?
A
Ja, want 1 dag later maakt niet uit.
B
Nee, de vergunning moet eerst verlengd worden.

Slide 33 - Quiz


Wie bepaalt of je een werkvergunning nodig hebt?
A
De operationele medewerker
B
Het bedrijf waar je het werk uitvoert
C
De leidinggevende
D
De vergunninghouder

Slide 34 - Quiz

Bij welke brandklasse hoort het?
Een tank met aardgas die in brand staat.
Een tank met benzine die in brand staat.
Een houten tafel die in brand staat..

Slide 35 - Drag question


Welk onderdeel ontbreekt in de branddriehoek?
A
Warmte
B
Kou
C
Brand
D
Chemische reactie

Slide 36 - Quiz


Welke brand kun je met zand blussen?
A
Brandend methaangas
B
Brandend hout
C
Brandend frituurvet
D
Brandende olie

Slide 37 - Quiz

Bij welk blusmiddel horen de nadelen?
CO2-blusser
Poederblusser
Schuimblusser
In een kleine ruimte kun je minder goed zien.
Het is heel koud. Je kunt er vrieswonden van krijgen.
Het kan bevriezen.

Slide 38 - Drag question


Hoe behandel je een brandwond?
A
Minstens 5 minuten spoelen met lauw water
B
Minstens 15 minuten spoelen met lauw water
C
Minstens 15 minuten spoelen met heet water
D
Minstens 15 minuten spoelen met alcohol

Slide 39 - Quiz


De minimale hoeveelheid brandstof in de lucht die nodig is voor een explosie heet:
A
LEL
B
UEL
C
Explosiegebied
D
Mengverhouding

Slide 40 - Quiz


Waarom is er bij gassen en dampen vaak explosiegevaar?
A
Omdat gassen en dampen makkelijk met de wind mee waaien
B
Omdat gassen en dampen heel zwaar zijn
C
Omdat gassen en dampen zich makkelijk met lucht mengen
D
Omdat gassen en dampen zich makkelijk met water mengen

Slide 41 - Quiz


Met welk bord wordt een explosiegevaarlijke omgeving aangegeven?
A
B
C
D

Slide 42 - Quiz


Stel, je bent aan het werk. Je hoort het evacuatiesignaal. Wat doe je?
A
Rustig het werk afmaken waar je mee bezig was
B
Meteen stoppen met je werk en in de lift stappen
C
Meteen stoppen met je werk en naar de opdrachtgever gaan
D
Meteen naar buiten rennen en naar huis gaan

Slide 43 - Quiz


Waarom moet je dwars op de windrichting naar de verzamelplaats lopen?
A
Je gaat sneller met de wind in je rug.
B
Dan word je niet zo verkouden.
C
Dan adem je minder giftige rook in.

Slide 44 - Quiz


Je hebt de opdracht gekregen iedereen veilig naar buiten te brengen.
Welke bordjes volg je als je de vluchtplattegrond niet kunt vinden?
A
B
C
D

Slide 45 - Quiz


Stel, je moet iedeeen opvangen op de verzamelplaats. 
Wat vraag je aan de mensen die naar buiten komen?
A
Hun naam
B
Hun functie
C
Of ze een kopje thee willen
D
Of ze weer terug naar binnen willen gaan

Slide 46 - Quiz

Wat betekenen de borden?
Wijst waar de telefoon voor brandmelding is.
Wijst waar de telefoon voor redding en eerste hulp is.
Pas op! Hier rijden transportvoertuigen.
Verboden voor transportvoertuigen.

Slide 47 - Drag question


Je werkt met gevaarlijke stoffen. De stoffen staan in een zuurkast.
Waarvoor gebruik je de zuurkast?
A
Om iets tussen jezelf en de gevaarlijke stoffen te plaatsen
B
Om de gevaarlijke stoffen mee weg te zuigen
C
Om genoeg frisse lucht in de ruimte te hebben

Slide 48 - Quiz


Je schenkt een scheut terpentine uit de fles.
Waar houd je het etiket op de fles?
A
Naar boven, want dan kun je tijdens het schenken het etiket lezen.
B
Naar boven, want dan lekt er niets op het etiket. Het blijft dan langer leesbaar.
C
Naar beneden, dan word je niet afgeleid door wat er op het etiket staat.
D
Het maakt helemaal niets uit.

Slide 49 - Quiz


Op welk product staat het gevarensymbool op het plaatje op de vorige slide?
A
B
C
D

Slide 50 - Quiz

Wat voor soort stof is het?
Zwaar metaal
Organisch oplosmiddel
Huishoudmiddel
Kankerverwekkende stof
Afwastabletten
Soldeerrook
Lood
Aceton

Slide 51 - Drag question

[Invoegen combiplaatje dier, plant micro-organisme en schimmel
Waar komen biologische stoffen vandaan?

Slide 52 - Open question


De grenswaarde is gemaakt op basis van:
A
Gezonde mensen
B
Zieke mensen
C
Bejaarden
D
Baby's

Slide 53 - Quiz


Bij welk zuurstofpercentage mag je alleen met onafhankelijke adembescherming werken?
A
Als er meer dan 21% zuurstof in de lucht zit
B
Als er minder dan 21% zuurstof in de lucht zit
C
Als er minder dan 19% zuurstof in de lucht zit

Slide 54 - Quiz

In welke kleur gasfles zit de stof?
Zuurstof
Acelyteen
Lucht

Slide 55 - Drag question