Spelling 2 h/v blok 1 t/m 6

Herhalen spelling

  • Je kan de woorden op de juiste manier spellen
  •  Je weet welke tussenletters je gebruikt in samenstellingen
  • Je weet wat een samentrekking is.
  • Je kan het weglatingsstreepje op de juiste manier gebruiken
  • Je kan de apostrof gebruiken
  • Je weet het verschil tussen directe en indirecte rede
  • Je weet wanneer je een komma moet gebruiken


1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalen spelling

  • Je kan de woorden op de juiste manier spellen
  •  Je weet welke tussenletters je gebruikt in samenstellingen
  • Je weet wat een samentrekking is.
  • Je kan het weglatingsstreepje op de juiste manier gebruiken
  • Je kan de apostrof gebruiken
  • Je weet het verschil tussen directe en indirecte rede
  • Je weet wanneer je een komma moet gebruiken


Slide 1 - Slide

1. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Vanmorgen was ik te laat doordat ik mij had verslapen

Slide 2 - Open question

Staat de volgende zin in de directe of indirecte rede:

Dave zei: 'Ik ben verliefd!'
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 3 - Quiz

De dwergen vroegen verbaasd: "Wie heeft er soep voor ons gekookt?“



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 4 - Quiz

Sneeuwwitje zei dat zij dat had gedaan.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 5 - Quiz

Steven vroeg of Hans wilde komen op zijn verjaardagsfeestje.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 6 - Quiz

Als jij je tas inpakt maak ik alvast het ontbijt klaar.
A
komma tussen maak en ik
B
geen komma
C
komma tussen inpakt en maak

Slide 7 - Quiz

Na welk woord hoort een komma?
Hé wat doe jij daar?
A
wat
B
doe
C
D
jij

Slide 8 - Quiz

Ik houd van vanille- en kokosijs.
A
Dit is een goede samentrekking
B
Dit is een foute samentrekking

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze van de samentrekking?
A
oude- en nieuwe schoenen
B
oude en nieuwe schoenen
C
oude- en nieuweschoenen
D
oude- en nieuwe-schoenen

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste samenstelling
A
Aspergesoep
B
Aspergensoep

Slide 11 - Quiz

Welke samenstellingen zijn goed?
A
Groentenwinkel, berensterk
B
Groentewinkel, beresterk
C
Groentenwinkel, beresterk
D
Groentewinkel, berensterk

Slide 12 - Quiz

Welke samenstellingen zijn goed?
A
Manenschijn, reuzeleuk, aspergessoep
B
Maneschijn, reuzeleuk, aspergesoep
C
Manenschijn, reuzenleuk, aspergesoep
D
Manenschijn, reuzeleuk, aspergesoep

Slide 13 - Quiz

Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 14 - Quiz

Welke spelling is correct?
apostrof bij meervoud op 's
als woord eindigt op a, o, i, u, y
Ook voor de bezitsvorm
A
cafés
B
café's

Slide 15 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende woord?
A
ehbo-er
B
EHBO-er
C
EHBO'er
D
ehbo'er

Slide 16 - Quiz

Welk woord is juist geschreven?
A
dvd'tje
B
dvd-tje
C
dvdtje
D
dvd tje

Slide 17 - Quiz

Ze hadden beide/beiden last van muggen.
A
beide
B
beiden

Slide 18 - Quiz

Over het algemeen zijn honden leuk. Voor sommige/sommigen ben ik bang.
A
sommige
B
sommigen

Slide 19 - Quiz

Alle of allen?
A
De cadeautjes hebben alle dezelfde vorm.
B
De cadeautjes hebben allen dezelfde vorm.

Slide 20 - Quiz

Hoofdletter of niet?
A
familie van der Steen
B
familie Van der Steen
C
familie Van Der Steen
D
familie van Der Steen

Slide 21 - Quiz

In welke zin zijn de hoofdletters correct gebruikt?
A
Auto's van Peugeot komen uit Frankrijk.
B
In zuid-Holland regent het de hele dag.
C
'S ochtends ga ik altijd douchen.
D
Henk Van De Molen heeft de quiz gewonnen

Slide 22 - Quiz

In de zomer zitten er veel insecten/insekten rond de buitenlamp.
A
insecten
B
insekten

Slide 23 - Quiz

Tips 
1. Kies online voor bijspijkeren
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
3. Filmpjes om naar te kijken

Slide 24 - Slide